Tag Archive for: SDG Interviews

[NL] SDG Interview Ewald Wermuth: Leave no one behind

Wat zijn de hete hangijzers binnen de Sustainable Development Goals (SDGs)? En hoe werken de Worldconnectors zelf aan het behalen van de doelen? Stagiair Ronald Zwarteveen duikt samen met de Worldconnectors in de SDGs. Ewald Wermuth, directeur van de denk- en doetank ECDPM, legt in dit artikel uit hoe zijn organisatie met beleidsadviezen een positieve bijdrage levert aan de SDGs.


 

In 2015 zijn de SDGs geïntroduceerd. Kunt u een paar sterke punten van deze doelen opnoemen, bijvoorbeeld vergeleken met de MDGs?

Er is een aantal belangrijke verschillen tussen de MDGs en de SDGs. De SDGs zijn ten eerste een stuk omvangrijker dan de MDGs. Daarnaast hadden de MDGs een hele sterke donor-ontvanger identiteit; het was eigenlijk ouderwetse ontwikkelingssamenwerking. Ontwikkelingslanden hadden weinig inbreng. Het was een agenda die ze zelf niet hadden ontwikkeld, maar wel moesten uitvoeren. Dat is nu anders. Het is nu een agenda die voor iedereen en met steun van iedereen is ontwikkeld. Tot slot zijn de SDGs door alle subdoelen meer uitkomstgericht en daarmee beter te monitoren. Het maakt op die manier ook de aansprakelijkheid veel inzichtelijker. Het nadeel is dat er in bepaalde landen weinig instanties zijn die statistieken bijhouden, zoals we in Nederland bijvoorbeeld het CBS hebben. Dat maakt dat het meten van de uitkomsten van de verschillende indicatoren erg lastig kan zijn.

De SDGs zijn meer dan ooit een uitdaging voor iedereen. De doelen zijn er voor bedrijven, overheden, kennisinstituten, grote en kleine instanties. De doelen zijn ambitieus en hebben veel doelstellingen, maar het tijdsbestek van 15 jaar blijft hetzelfde. Het is inspirerend om eraan te werken.

Hoe dragen de Worldconnectors bij aan het behalen van deze doelen?

De SDGs zijn er zoals gezegd voor iedereen. Ze zijn er niet alleen voor regeringen, multinationals of ngo’s. De Worldconnectors kunnen hier als vereniging dus ook een bijdrage aan leveren. De Worldconnectors vormen een netwerk van mensen met een zeker moreel imperatief, een zekere ambitie. Individueel kunnen zij een bescheiden bijdrage leveren, maar gezamenlijk kunnen ze een gemeenschappelijke bijdrage leveren aan de SDGs; de impact is als vereniging groter. Dat is het mooie van de Worldconnectors.

Kunt u iets vertellen over uw werkzaamheden bij ECDPM?

ECDPM is een denktank en een ‘doetank’. We richten ons voornamelijk op de publieke sector en beleidsvraagstukken. We zetten daarbij sterk in op Europa, met name op Europese externe actie, waaronder het Europese ontwikkelingsbeleid. Europa is de grootste ‘donor’; het is daarom erg belangrijk om hier zorgvuldig mee om te gaan.

Tegenwoordig is het gesprek met de landen in ontwikkeling veranderd. Het is nu veel minder een gesprek vanuit de donor en gaat vooral over wat landen voor elkaar kunnen betekenen. We hebben nu doelstellingen voor ons allemaal gekregen en dat maakt dat de samenwerking veel sterker wordt; het is een veel gelijkwaardiger gesprek geworden.

Waarom wil ECDPM actief bijdragen aan het behalen van de SDGs?

De SDGs bieden een heel goed uitgangspunt voor het Europese ontwikkelingsbeleid. Er zijn nog een hoop dingen die nu misgaan, zoals belastingontduiking, uitdagingen met betrekking tot diaspora, illegale financiële activiteiten en onrecht met betrekking tot grondstofwinning. Deze probleempunten zijn ook allemaal direct of indirect in de SDGs opgenomen. Ze dienen allemaal aangepakt te worden om succesvol aan de ontwikkeling van verschillende landen te kunnen bijdragen. Nu, na de donorfase, kunnen deze factoren een belemmerende werking hebben. De verantwoordelijken kunnen aan de hand van de SDGs aangesproken worden. Daarnaast kijk je naar verschillende bestuurslagen; de SDGs zijn niet alleen voor nationale overheden, maar juist ook voor de lokale overheden. Wij hebben bij ECDPM ons strategisch plan voor de komende jaren verbonden aan de SDGs. Er is veel draagvlak voor, wat de samenwerking ten goede komt.

Welke successen met betrekking tot de SDGs zijn er reeds door ECDPM behaald?

In 2020 loopt de Cotonou Partnership Agreement (CPA) af, een programma waarbij er een groot ontwikkelingsbudget vanuit de EU beschikbaar is (ruim 30 miljard euro tussen 2014 en 2020) voor 79 landen in Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan (ACP). ECDPM heeft daar vorig jaar een groot rapport over geschreven. In dit rapport wordt er niet alleen gekeken naar wat wenselijk is, maar juist naar hoe dingen in de praktijk werken en waarom. Er is onder andere gebleken dat verschillende landen inmiddels een middelinkomen hebben, waardoor de urgentie voor ontwikkelingssamenwerking minder groot is. Daarbij is ook de manier van ontwikkelingshulp bieden gedateerd. Dit heeft de politieke discussie rondom dit onderwerp enorm aangewakkerd. De EU houdt nog altijd erg vast aan de manier waarop die 30 miljard wordt uitgegeven, maar ik ben er erg trots op dat we namens ECDPM die discussie goed op gang hebben gebracht. Het heeft daarnaast ook een dialoog op gang gebracht tussen de Europese Unie en de Afrikaanse Unie.

We hopen dat er op deze manier meer wordt samengewerkt tussen bijvoorbeeld Europa en Afrika als het gaat om ontwikkelingshulp. Dat sluit goed aan bij SDG 17: het creëren van partnerschappen. Dat vraagt voornamelijk vanuit Europa ook een hoop aanpassingsvermogen en flexibiliteit om de vaste manier van doen los te laten en open te staan voor vernieuwingen. Het is lastig om dat van binnenuit te bewerkstelligen en daarom is het goed dat een denktank als ECDPM een rapport neerlegt dat impact heeft op de politieke discussie.

Het is een veel gelijkwaardiger gesprek geworden

Stel dat u een doel of target zou mogen toevoegen aan de SDGs, welke zou dat dan zijn?

Ik zou het mooi vinden als we het motto ‘leave no one behind’ centraal zouden zetten. Laat niemand achter. We hebben heel lang gewerkt aan abstracte zaken als armoedebestrijding en dergelijke, maar ik vind het motto ‘leave no one behind’ een zekere moraliteit hebben. Als we dat als rode lijn gebruiken dan hebben we een warme, menselijke gedachte centraal staan.

Hoe ziet u 2030 voor u in 1 woord?

Meer banen, minder armoede.

De armoedecijfers kunnen de verkeerde kant op slaan. Het percentage mensen dat in armoede leeft neemt af, maar het absolute aantal is nog steeds enorm hoog. Vooral in Afrika behoeft dit enorm veel aandacht. Als je kijkt naar de Afrikaanse demografie, dan zie je dat de Afrikaanse bevolking gaat verdubbelen. De helft daarvan zal jonger zijn dan 25; dat brengt enorme uitdagingen met zich mee. Er zal daarom veel werkgelegenheid moeten ontstaan in Afrika, anders is de economische ontwikkeling in Afrika een desillusie.

 

SDG Interview Louise Vet: Samenwerken met de biologische cyclus

Wat zijn de hete hangijzers binnen de SDGs? En hoe werken de Worldconnectors zelf aan het behalen van de doelen? Stagiair Ronald Zwarteveen duikt samen met de Worldconnectors in de Sustainable Development Goals. In dit artikel licht Louise Vet het belang en de rol van ecologie binnen de SDGs toe. Welke uitdagingen staan Nederland te wachten op dit gebied? Hoe is het gesteld met onze bodems en ons water? Louise Vet is directeur van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) en ze is hoogleraar evolutionaire ecologie aan Wageningen University.


 

 

In 2015 zijn de SDGs geïntroduceerd, als opvolger van de MDGs. Wat zijn de sterke punten van deze doelen?

De SDGs zijn explicieter, met uitgebreide targets die meetbaar zijn. Daarnaast is ook het optimisme van het bereiken van de meeste MDGs meegenomen in de SDGs. Men kan zien dat er verbetering is opgetreden. Ik vind het ook heel goed dat deze doelen nu door heel veel landen en bedrijven, eigenlijk de hele gemeenschap, zijn omarmd. De doelen liggen nu ook dichter bij het publiek.

Waarom wil het NIOO-KNAW bijdragen aan het behalen van de SDGs?

Het NIOO-KNAW (hierna: NIOO) is een ecologisch instituut, wij bestuderen hoe de natuur functioneert. Wij zeggen altijd: als wij met onze economie niet passen in de economie van de planeet dan gaat het overal mis. Zeker met verschillende van de SDGs. Als je bijvoorbeeld kijkt naar ecosysteemdiensten dan wordt de noodzaak snel duidelijk. De natuur levert ons gratis en voor niets diensten waardoor wij voedsel kunnen produceren, waardoor wij schoon water hebben, waardoor er duurzaam geproduceerd kan worden, enzovoort. Die diensten, oftewel goed functionerende ecosystemen moeten wel in stand worden gehouden. Voor ecologen zijn deze SDGs dus eigenlijk hele logische doelen.

Hoe draagt het NIOO bij aan het behalen van deze doelen, en welke doelen?

Als we bijvoorbeeld kijken naar SDG 6: schoon water en goede sanitaire voorzieningen, dan kijken vanuit het NIOO allereerst hoe de natuur dat doet en hoe je daar gebruik van kan maken. In Nederland doen we met onze aquatische afdeling veel onderzoek aan oppervlaktewater, hoe dat ecosysteem werkt en hoe we dat schoon en goed functionerend kunnen houden zodat je bijvoorbeeld geen last krijgt van toxische algen. We hebben vastgesteld dat er veel medicijnresten in het Nederlands oppervlaktewater zitten. Die stoffen hebben allerlei negatieve effecten, het verstoort bijvoorbeeld de communicatie tussen allerlei plant- en diersoorten bestaat zien we hele negatieve effecten bij soorten die daar niet tegen kunnen. Zelfs de goede waterzuivering in Nederland weet niet exact hoe ze hiermee om moeten gaan. Wij hebben vervolgens ontdekt hoe we dit op een innovatieve manier kunnen oplossen, namelijk mét de natuur.

Al bij de nieuwbouw van ons instituut zijn er in het gebouw allerlei technieken verwerkt om duurzamer met grondstoffen om te gaan. Zo is er een nieuw decentraal sanitair systeem ontwikkeld met de ambitie om al het afvalwater decentraal te zuiveren. We hebben vacuüm toiletten en we spoelen met grondwater, niet met drinkwater. Daarna gaat het naar een vergister en maken we er biogas van. In de vloeistof die overblijft zitten alle goede en deels schaarse voedingsstoffen zoals fosfaat. Dat is geen ‘afval’ maar – binnen de biologische cyclus – voedsel voor andere organismen zoals bijvoorbeeld algen. Dus hebben we een algen fotobioreactor gebouwd waarin algen groeien, deze stoffen opnemen en het water zuiveren.  We hebben tegelijkertijd ontdekt dat we met dit systeem ook vervuilende resten van geneesmiddelen kunnen verwijderen. Met dit onderzoek naar het sluiten van de water- en nutriëntenkringloop zijn we bezig met SDG 6. Dat doen we in samenwerking met vele partners, ook internationaal. Zo is er al samenwerking met de universiteit in São Paulo en gaan we pilots bouwen in New Delhi om het ook daar toe te passen.

Met al ons onderzoek naar de bodem dragen we ook bij aan verschillende andere SDGs. De bodem is verschrikkelijk belangrijk voor mens en natuur. Zonder een goede bodem wordt water niet goed gezuiverd en kunnen gewassen niet goed groeien. Binnen een circulaire economie heb je de technische cyclus en de biologische cyclus. Bij deze laatste is de bodem cruciaal. Grondstoffen dienen in de cyclus te worden gehouden: planten nemen die voedingstoffen op uit de bodem, worden zelf weer gegeten maar die voedingstoffen moeten allemaal weer terugkeren in de bodem. Wat wij doen met onze reguliere landbouw is onvoldoende circulair. We halen nu nog te veel uit de bodem en denken dit te kunnen oplossen met kunstmest. Maar het gaat om veel meer dan wat daarin zit (P, K, N). Een levende bodem heeft ook koolstof en micronutriënten nodig. Uitputting van de bodem is wereldwijd een groot probleem aan het worden. Als we toe willen naar een duurzame bio-based economie zullen we de biologische cyclus echt moeten gaan sluiten.

Welke successen zijn er reeds behaald op het gebied van de SDGs?

Een goed voorbeeld is Nature4Life waar we met het NIOO ook aan bijdragen. Met Nature4Life willen we de ecologie en de biodiversiteit centraal zetten. Nature4Life is een bottom-up proces geweest van vele onderzoekers op het gebied van ecologie en biodiversiteit. We laten daarin zien wat de impact en het belang van ecologisch onderzoek is voor de economie en de maatschappij.

Ecologische kennis zal met de toenemende bevolkingsgroei steeds belangrijker worden om onze planeet leefbaar te houden. Wanneer vroeger een stuk landbouwgrond was uitgeput en niet meer rendabel was, ging men gewoon een stuk verderop landbouw bedrijven. Met de huidige 7 miljard mensen en het verwachtte aantal waar we wereldwijd naartoe gaan is dat gewoon niet meer mogelijk. Daarom is het heel goed dat er nu meer aandacht voor ecologie is.

Welke kansen liggen er nog voor de Nederlandse wetenschap in het algemeen om verder bij te dragen aan het behalen van de SDGs?

Die kansen zijn er volop. Neem bijvoorbeeld water. Alle partners binnen de watercoalitie, dus bijvoorbeeld de waterschappen, de onderzoeksinstituten en de watermanagers beginnen nu in te zien dat we het niet alleen moeten hebben van grootschalige infrastructurele waterprojecten. We staan natuurlijk bekend om onze dijken en andere grote waterwerken. Maar men begint nu in te zien dat we ook naar de waterkwaliteit moeten kijken. Er is wereldwijd een tekort aan bruikbaar zoetwater. Schoon water is nog erg onderbelicht, bijvoorbeeld ook in de financiering van onderzoek.

Er zitten steeds meer vervuilende stoffen in ons oppervlaktewater zoals medicijnresten en pesticiden.

Ook in Nederland staan we voor de een enorme uitdaging om ons drinkwater schoon te houden. Er zitten steeds meer vervuilende stoffen in ons oppervlaktewater zoals medicijnresten en pesticiden. Daar zit bijvoorbeeld ook antibiotica van vee tussen, dit kan weer invloed hebben op de resistentie van gevaarlijke bacteriën. Dat oppervlaktewater komt op een gegeven moment in ons grondwater terecht en kan daar ons schone drinkwater bedreigen. We moeten nu ingrijpen en de kennis die we hiervoor ontwikkelen ook in het buitenland inzetten. Dan staan we niet alleen bekend om onze strijd tegen de stijgende zeespiegel, maar ook om onze duurzame manier van het schoonhouden van ons drinkwater.

Stel dat u een doel of target zou mogen toevoegen aan de SDGs, welke zou dat dan zijn?

Op het gebied van water is er gelukkig al heel veel aandacht in de SDGs. Niet alleen de ecosystemen en het drinkwater staan vermeld, ook de oceanen staan apart vermeld. De bodem, als basis voor een duurzame circulaire en biobased economie, had wat mij betreft ook nog apart benoemd mogen worden.

Hoe ziet u 2030 voor u in 1 woord?

Natuur.

De natuur ligt ten grondslag aan alles en moet verbeterd zijn in 2030. We moeten toewerken naar een letterlijk groenere planeet.

[NL] SDG Interview Hans Eenhoorn: Zero Hunger

Wat zijn de hete hangijzers binnen de SDGs? En hoe werken de Worldconnectors zelf aan het behalen van de doelen? Stagiair Ronald Zwarteveen duikt samen met de Worldconnectors in de Sustainable Development Goals. In dit artikel legt Hans Eenhoorn uit waar de uitdagingen in het wereldwijde voedselvraagstuk liggen (SDG 2). Hans Eenhoorn is voormalig Senior Vice President van Unilever (Foods), was lid van de United Nations Task Force on Hunger en was associate-professor voor Voedselzekerheid en Ondernemerschap aan Wageningen Universiteit. De Worldconnectors hebben in Nederland een belangrijke adviserende rol gespeeld ten tijde van de MDGs. Hans Eenhoorn ziet graag dat de Worldconnectors deze rol blijven vervullen tijdens de SDGs.


 

In 2015 zijn de SDGs geïntroduceerd, als opvolger van de MDGs. Wat zijn de sterke punten van deze doelen?

Bij de MDGs werd er op wereldschaal aandacht gevraagd voor het oplossen van elementaire problemen. Honger, armoede, onderwijs, kindersterfte, milieu – in beperkte mate – en internationale samenwerking kwamen voor het eerst op zo’n grote schaal ter sprake. De boodschap was dat er echt iets aan moest gebeuren, anders zou de planeet onleefbaar worden. Het was onze morele verantwoordelijkheid dat we mensen niet laten sterven aan honger of tbc. Het was daarnaast ook een economisch en sociologisch appel aan de wereld. De doelen zijn grotendeels gehaald, mede door de sterke economische ontwikkeling in Azië. In 2015 kwam toen de vraag: wat nu?

Tijdens de MDGs was er de kritiek dat er te weinig aandacht was voor de rechten van vrouwen, internationale vrede en veiligheid en het milieu. Vijftien jaar later is dat toegevoegd. Het belang blijft hetzelfde: het is een agenda om de wereld leefbaarder en rechtvaardiger te maken, daar kan niemand tegen zijn. Het belangrijke in dit proces is dat er duidelijke doelen en targets zijn gezet die je moet bereiken, het is dus niet vrijblijvend.

Waar komt bij u de interesse in voedselzekerheid vandaan?

De publicatie van het boek van de Club van Rome: ‘The Limits to Growth’ in 1972 en het handelen van deze organisatie hebben mij sterk geïnspireerd mij in te zetten voor een leefbare wereld in het algemeen en het voedselvraagstuk in het bijzonder. Dit werd toen ook door de Nederlandse politiek en grote bedrijven en instanties als Unilever, Shell, Phillips, AkzoNobel en de Nederlandse Bank opgepakt. Helaas is dit na verloop van tijd weggezakt. Pas na 25 jaar is het weer opgepakt door de grote bedrijven en nu zijn ze er weer veel mee bezig.

Toen ik met de Hunger Taskforce van de VN (een groep zakenmensen, wetenschappers en politici) in Land Cruisers in ongelofelijk ellendige gebieden kwam, heb ik mensen letterlijk van de honger zien sterven. Ik heb gezien wat bittere armoede betekent. Dat heeft me enorm aangegrepen en er echt toe aangezet om mij volledig in te zetten voor het bereiken van MDG 1.

Welke lessen en ervaringen zijn er tijdens de MDGs opgedaan voor wat betreft het eindigen van honger?

De MDG 1 had als doelstelling het halveren van honger, daar hield het eigenlijk op. Ten tijde van de SDGs is men verder na ga denken en daaruit is de Zero Hunger Challenge ontstaan. Deze doelen zijn uitgebreider dan de MDG en zijn opgenomen in verschillende SDGs. Er zijn wereldwijd nog altijd een miljard mensen die niet voldoende calorieën binnenkrijgen en dus honger hebben, maar daar bovenop zijn nog eens een miljard mensen die niet voldoende vitaminen en mineralen binnenkrijgen.

Er zijn wereldwijd nog altijd een miljard mensen die niet voldoende calorieën binnenkrijgen en dus honger hebben.

Dat betekent dat  bijna een derde van de wereld bevolking ondervoed is, en daardoor geestelijk en lichamelijk in meer of mindere mate gehandicapt. SDG 2.1 en 2.2. besteden hier aandacht aan.

Wat er geleerd is vanuit de Hunger Task Force en de Wereldbank is: laten we nou eens aandacht besteden aan de productiviteit van de kleine boer. Dit is ook opgenomen in SDG 2.3. Er zijn ongeveer 500 miljoen kleine boerengezinnen en een derde daarvan leeft onder de  armoedegrens. De landbouwproductiviteit van de kleine boer moet verdubbelen voor 2030 om de plattelandsbevolking en de groeiende steden fatsoenlijk te kunnen voeden. Daarvoor is betere infrastructuur nodig, betere zaden, er moet kunstmest gebruikt worden, beter watermanagement en  markten die ook moeten werken voor de arme mensen. Make markets work for the poor.

De landbouw moet duurzamer (SDG2.4) en in staat zijn om de groeiende wereldbevolking te blijven voeden. Als de wereldbevolking in de richting van 9,5 miljard mensen gaat en meer mensen rijker worden, dan wordt er niet alleen meer gegeten, maar mensen willen ook kwalitatief beter eten. Dat houdt ook een stijging van de vleesconsumptie in. Er moet ongeveer 70% meer voedsel worden geproduceerd om iedereen in 2050 van voldoende voedsel te voorzien. Dit alles moet bereikt worden met een beperking van de hoeveelheid grondstoffen die wordt gebruikt, water is bijvoorbeeld al heel schaars geworden in sommige gebieden en er is bijna geen goede landbouwgrond meer beschikbaar.

Er moet ongeveer 70% meer voedsel worden geproduceerd om iedereen in 2050 van voldoende voedsel te voorzien.

Wat verder is meegenomen in de SDGs is doel 12.3: het halveren van de hoeveelheid voedsel dat verloren gaat. Zoals de meeste mensen wel weten wordt er in de westerse wereld een derde van de totale hoeveelheid voedsel weggegooid. Het gaat hierbij vooral om voedsel dat al gereed is voor consumptie. In ontwikkelingslanden zijn oogstverliezen groot, voornamelijk omdat de opslag en verwerking niet goed geregeld is. Zo zijn er gebieden waar 50-60% van groente en fruit al verloren gaat in de opslag. Hier zijn dus nog enorme winsten te behalen.

SDG 2 gaat over het eindigen van honger, zorgen voor voedselzekerheid en duurzame landbouw, stuk voor stuk ambitieuze doelen, waar zit momenteel de grootste uitdaging?

Je kan alleen vooruitgang boeken, landbouwproductiviteit verhogen en een goed functionerende markt creëren, wanneer het land waar het om gaat een min of meer fatsoenlijke overheid heeft. Er moet tenminste een vorm van rechtsorde aanwezig zijn, zodat een boer erop kan vertrouwen dat zijn land en zijn oogst niet worden afgepakt. Verder moet er een fatsoenlijke infrastructuur zijn, enerzijds om goederen bij de boer te krijgen en anderzijds voor de boer om zijn producten af te voeren.

Als er aan deze voorwaarden niet wordt voldaan, dan is het dweilen met de kraan open. In landen waar dit beleid succesvol is gevoerd zoals Ghana, Tanzania, Kenia, Senegal en Benin is de MDG gehaald en maakt men ook stappen om de SDG te halen. De CAR, Congo, Sudan en Somalië hebben hier nog een lange weg te gaan. In deze landen lijkt ontwikkelingshulp weggegooid geld, maar humanitaire hulp  blijft nodig. In deze landen moeten het functioneren van de overheid, de rechtsorde en de infrastructuur eerst verbeterd worden om oplossingen voor de lange termijn te realiseren.

Welke kansen liggen er voor Nederland om meer bij te dragen aan deze doelen?

Nederland zou goed kunnen helpen door bijvoorbeeld bepaalde landbouwketens in ontwikkelingslanden uit te zoeken die niet efficiënt zijn. Deze ketens kunnen op veel verschillende punten verbeterd worden. Bijvoorbeeld bij het zaaien, bij het oogsten, bij de irrigatie, op het gebied van infrastructuur, verwerking of opslag. Nederlandse bedrijven zouden kunnen samenwerken en zo’n keten in zijn geheel kunnen aanpakken. Dit wordt echter vaak als een risicovolle investering gezien en blijft daarom liggen.

Het is echter wel belangrijk om zo’n keten in zijn geheel aan te pakken, want wanneer een of twee onderdelen van de keten worden aangepakt levert dit nog nauwelijks profijt op. Het werkt pas goed wanneer de hele keten wordt aangepakt.

Een goed voorbeeld waarbij het wel heeft gewerkt is een visketen, waarbij vis uit Lake Turkana naar Addis Abeba werd vervoerd. Een ngo, de Wageningen Universiteit en Urker Vissers die uit christelijke overtuiging zeiden: hier moeten we helpen, hebben deze keten in zijn geheel aangepakt. Zo is er een ijsfabriek gemaakt die staven ijs maakt waardoor de vissen tijdens transport koel blijven. Een visfileer-installatie zorgde ervoor dat er goede filets naar Addis Abeba werden vervoerd.

Kunt u iets vertellen over het SDG Food Partnership waar u aan bijdraagt?

Het is een traditie van de Worldconnectors geweest om aandacht aan het voedselvraagstuk te geven. We hebben bulletins geschreven en presentaties gegeven, waarin we aan de wereld uitlegden wat het probleem was en wat we eraan zouden kunnen doen. Er zijn ook adviezen aan de Overheid geschreven hoe MDG 1 te bereiken. Een deel van de adviezen is overgenomen en wordt ook nog deels door de huidige regering  gebruikt. Het is een van de succesverhalen van de Worldconnectors.

Het Food Partnership moet nog op gang komen en meer vorm krijgen, dat gaat nog niet hard. Ik hoop dat de Worldconnectors dit initiatief willen dragen en op gang willen helpen. Er is nu veel aandacht voor andere belangrijke thema’s, maar het is jammer  de voedselproblematiek minder aandacht krijgt, zeker omdat we er wel een belangrijke rol in hebben gespeeld. Het staat nu op een te zacht pitje.

Stel dat u een doel of target zou mogen toevoegen aan de SDGs, welke zou dat dan zijn?

Geen, het zijn er al genoeg. Over 13 jaar kunnen we kijken welke doelen eventueel toegevoegd kunnen worden. De overgang van MDGs naar SDGs is op dezelfde manier heel natuurlijk verlopen.

Hoe ziet u 2030 voor u in 1 woord?

Zero hunger.

Ik hoop dat SDG 2 en SDG 12.3 gehaald worden.  Dat zal waarschijnlijk niet helemaal lukken vóór 2030, maar als de honger wordt verminderd tot 5% van de wereldbevolking en de hoeveelheid voedsel die verloren gaat met de helft wordt teruggebracht dan hebben we al een hele grote stap gezet.

 

 

[NL] SDG Interview Dick Koelega: De Tesla van de eiwitproductie

Wat zijn de hete hangijzers binnen de SDGs? En hoe werken de Worldconnectors zelf aan het behalen van de doelen? Stagiair Ronald Zwarteveen duikt samen met de Worldconnectors in de Sustainable Development Goals. In dit artikel is Dick Koelega aan het woord. Dick Koelega is filosoof en senior adviseur strategie bij het ministerie van Economische Zaken. Hij legt uit dat de doelen 13 (klimaatverandering aanpakken) en 15 (herstel ecosystemen en behoud biodiversiteit) fundamenteel zijn.


 

 

In 2015 zijn de SDGs geïntroduceerd, als opvolger van de MDGs. Wat zijn de sterke punten van deze doelen? 

Er zijn twee goede dingen aan de SDGs die opvallen. Allereerst zijn het niet alleen meer doelen voor ontwikkelingslanden, maar ze gelden voor alle landen. Ze beogen een transitie naar een wereld die duurzaam is en binnen de randvoorwaarden van de draagkracht van de aarde blijft. Het tweede goede is dat ze een aantal zaken bij elkaar brengen die voorheen nogal los georganiseerd waren. Zo had je in het verleden een derde wereldbeweging, een milieubeweging, een beweging voor het opheffen van armoede, een natuurbeweging et cetera. Die streefden allemaal primair hun eigen doelen na. Door de SDGs worden ze uitgenodigd om meer te gaan samenwerken. Een ander sterk punt is dat de SDGs niet meer alleen door diplomaten en ambtenaren zijn voorbereid, maar ook door mensen uit het bedrijfsleven en de civil society.

Waarom vindt u de doelen 13 (klimaatverandering aanpakken) en 15 (herstel ecosystemen en behoud biodiversiteit) zo belangrijk?

Ze zijn belangrijk omdat ze fundamenteel zijn. Zonder klimaatstabiliteit lukt het niet de anderen doelen te realiseren, zoals economie en voedselzekerheid. Klimaatverandering kan leiden tot schade aan gebouwen en infrastructuur, meer migraties en sociale spanningen. Dat is niet gunstig voor een economie. Van fundamenteel belang is ook dat we onze ecosystemen veerkrachtig houden. Als landbouwgrond wegspoelt doordat er niet genoeg wortels meer zijn om de aarde vast te houden en als er te veel bijen sterven door moderne gewasbeschermingsmiddelen, zullen voedseltekorten ontstaan. Als er economische problemen en voedselschaarste ontstaan, kan het ook lastiger worden te werken aan vrijheid van meningsuiting en gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Het is dus belangrijk om bij het werken aan de SDGs ook op die onderlinge randvoorwaardelijkheid te letten.

Waarom heeft u ervoor gekozen om hier ook tijdens uw werk mee bezig te zijn?

Het ministerie van Economische Zaken staat aan de lat om bij te dragen aan een groot aantal SDGs. Ik vind het belangrijk om mijn collega’s te helpen na te denken over die samenhang ertussen. Zodat we bij onze inzet voor het verkleinen van onze ecologische voetafdruk ook andere doelen bevorderen, zoals werk, huisvesting en gezondheidszorg. Daar zet ik me in mijn werk graag voor in.

Hoe werkt u bij het ministerie van economische zaken aan deze doelen?

Ik ben als adviseur strategie onder andere betrokken bij het projectteam dat tot taak heeft het aantal elektrische auto’s in Nederland snel uit te breiden, inclusief de laadpalen en de hele infrastructuur die daarbij hoort. Ik probeer de leden van het team ervan bewust te maken dat een elektrisch wagenpark en al die oplaadpalen als we niet oppassen weer een hele grote ecologische voetafdruk kan gaan hebben. Namelijk als we daar weer heel veel grondstoffen gaan gebruiken zoals fossiele plastics en grondstoffen uit conflictgebieden. Als we niet tegelijkertijd de omslag maken naar een circulaire aanpak en enkel nog maar groene energie en gerecyclede grondstoffen gaan gebruiken bij elektrisch vervoer dan ontstaat er bij de mijnbouw en de afvalverwerking nog altijd schade aan ecosystemen en de gezondheid van mensen. Als we toch elektrisch gaan rijden, laten we dan meteen materialen gebruiken die bio based zijn en niet uit mijnen in Kongo komen waar kinderen het werk doen.

Welke kansen liggen er nog voor Nederland om aan deze doelen te werken?

Ik zie enorme kansen voor Nederland. Nederland doelt er goed aan niet meer te willen concurreren op bulk en prijs. Chinezen en Brazilianen kunnen dat veel beter dan wij. Wij moeten het in de toekomst hebben van gespecialiseerde producten ten behoeve van verduurzaming. Daar zal in de wereld een enorme vraag naar ontstaan om dat alle landen zich op dat gebied zullen gaan ontwikkelen. Het zijn producten die voortbouwen op waar Nederland nu al goed in is, zoals water, voedsel en design en die veel hoogtechnologische kennis en innovatie vereisen. Nederland moet dus vooral slimme producten maken die duurzaam, gezond makend en mooi zijn.

Een concreet voorbeeld waar ik aan denk is wat ik de ‘Tesla van de eiwitproductie’ noem. We produceren nu nog heel veel vlees en verdienen daar een boterham mee. Maar ik kan me ook voorstellen dat we in de toekomst onze inventiviteit en investeringen inzetten op het ontwikkelen van een of meer succesvolle bedrijven die op geheel innovatieve wijze plantaardige eiwitten produceren. Die daarbij ecologisch verantwoord en klimaatneutraal zijn en er goed uitzien. Ik hoop dat dát ons nieuwe imago in de wereld wordt.

Nederland moet dus vooral slimme producten maken die duurzaam, gezond makend en mooi zijn.

Hoe kan Nederland bijdragen aan het mondiale doel om klimaatverandering aan te pakken?

Nederlanders zijn vanouds goed in het omgaan met schaarse middelen. We hadden altijd al weinig grondstoffen en moesten op een klein stukje grond een hoge productiviteit genereren. Die kennis en kunde kan Nederland ook elders op de wereld heel goed inzetten tegen verdere klimaatopwarming.

Er zal een grote vraag ontstaan in de wereld naar producten die kunnen bijdragen aan het behalen van de SDGs en waar Nederland op kan inspringen vanuit haar eigen kracht. En waar ik dan persoonlijk veel belang aan hecht is: als we dan toch een nieuw product ontwikkelen voor die markt, laten we dan ook meteen proberen zoveel mogelijk SDGs te bedienen.

Stel dat u een doel of een target zou mogen toevoegen aan de SDGs, welke zou dat zijn?

Geen, het zijn er al zoveel!

Hoe ziet u 2030 voor u in 1 woord?

Veranderd.

De verandering gaan namelijk steeds sneller. Steeds meer mensen nemen windmolens en zonnepanelen en eten minder vlees. Maar er moet de komende 13 jaar nog veel meer veranderen.

[NL] SDG Interview Marinus Verweij: Van farmer by default naar ondernemer

Wat zijn de hete hangijzers binnen de SDGs? En hoe werken de Worldconnectors zelf aan het behalen van de doelen? Stagiair Ronald Zwarteveen duikt samen met de Worldconnectors in de Sustainable Development Goals. In dit artikel is Marinus Verweij aan het woord. Voormalig tropenarts en huidig voorzitter van de Raad van Bestuur van de ICCO Coöperatie. Hij neemt ons mee in de mogelijkheden voor de landbouw en SDG 8: Fatsoenlijke banen en economische groei.


 

 

In 2015 zijn de SDGs geïntroduceerd. Wat zijn volgens u de sterke punten van deze doelen vergeleken met de MDGs?

Het grote voordeel van de SDGs is dat ze inclusiever zijn dan MDGs. De MDGs waren meer enkel gericht op de inzet van overheid en maatschappelijke organisaties. Nu worden ook andere spelers betrokken, zoals bedrijven. Bedrijven als AkzoNobel en Phillips zetten zich bijvoorbeeld ook in voor de doelen. Verder is het goed dat het bij de SDGs gaat om ‘sustainable’; de doelen hebben betrekking op milieu en klimaat.

Kritisch ben ik wel over de hoeveelheid doelen. Het zijn als het ware 17 doelen voor een betere wereld, waarvan sommigen wel erg ver in het vooruitzicht liggen en lastig te behalen zijn. Maar het kan zeker geen kwaad om deze op de agenda te hebben staan.

SDG 8 gaat over fatsoenlijke banen en economische groei, waarom vindt u dit een belangrijk doel?

Er zijn nog enorme winsten te behalen op dit gebied. In Afrika bijvoorbeeld is er veel winst te behalen door de landbouw efficiënter te maken en meer onderdelen van de productieketen te betrekken. Als je kijkt naar producten als koffie en thee, dat wordt in landen in Afrika geproduceerd. Maar als je verder in de keten kijkt, dan volgt de waarde-toevoeging in Europa: In Europa wordt de koffie gebrand, verpakt en verkocht. Het meeste geld wordt verdiend buiten het land waar het geteeld wordt. Als je dus meer van de processing in Afrika zelf kan doen, dan blijft er ook meer toegevoegde waarde van het eindproduct op het continent.

Hoe werkt ICCO aan SDG 8?

Marinus Verweij

Wij zetten ons voornamelijk in voor kleinschalige boerenbedrijven. Door boeren te helpen hun gewassen efficiënter te verbouwen, hun productie te vergroten en productieketens te verbeteren. Op deze manier kan meer economische groei ontstaan en dit leidt tot werkgelegenheid. Het is daarbij van belang om naar het grotere plaatje te kijken, te kiezen voor een holistische aanpak.

Met het oog op klimaatverandering kan het bijvoorbeeld lonen om kritisch te kijken naar het type ui dat in een bepaald gebied wordt verbouwd. Waar sommige gewassen 3-4 maanden per jaar niet geproduceerd kunnen worden, kunnen andere gewassen het hele jaar door verbouwd worden. Dit zijn ‘quick wins’.

Verder is het belangrijk te zorgen voor goede landbouwopleidingen voor jonge mensen . Veel mensen hebben niet bewust gekozen om boer te worden, maar doen dat simpelweg omdat hun ouders dat ook waren. Ze zijn farmer by default. Daarom is het belangrijk om deze mensen goed op te leiden in modernere technieken en dat ze ondernemer kunnen worden. Heel veel jongeren hebben het beeld van hun ouders die zwoegden op het land, maar toch arm bleven. Het imago van boer zijn kan dus beter. Met jong ondernemerschap moet getoond worden dat je met een boerenbedrijf een goede boterham kan verdienen.

Welke resultaten heeft ICCO reeds behaald op het gebied van SDG 8?

Doordat wij samenwerken met het bedrijfsleven en private-public partnerships creëren, neemt het aantal boeren dat wij bereiken steeds verder toe. In Azië hebben wij bijvoorbeeld twee programma’s waarbij we gebruik maken van geodata. Deze data wordt samen met een telefoonmaatschappij en een universiteit verwerkt waardoor je bijna tot op het niveau van de boer kan vertellen wanneer hij moet zaaien of wanneer er regen verwacht wordt (lees hier meer over dit project). Voor de oogst is het heel belangrijk om te weten wanneer de regen gaat vallen. Per programma bereiken we 100.000 boeren, waardoor de impact enorm omhoog gaat.

Een ander voorbeeld dat ik bijzonder vind, is in Kenia. Met een investeringsfonds hebben we geïnvesteerd in een kleine fabriek die aardbeienpulp fabriceert. In Kenia is aardbeienyoghurt populair. Voorheen werden alle aardbeien, waarmee de pulp wordt gemaakt, werden geïmporteerd uit Zuid-Afrika of Egypte. Maar je kunt dus aan de voet van Mount Kenia op een heel klein stukje grond goed verdienen aan aardbeien. Het is een high value crop, dus ook al heb je geen grote landbouwgebieden tot je beschikking, je kan er toch goed aan verdienen. Wat wij nu dus met een bedrijf doen is deze aardbeien tot pulp verwerken en dat gaat in Kenia zelf naar de yoghurtmakers. Hierdoor zijn 900 boeren verzekerd van een afzetmarkt. Wanneer een boer zelf aardbeien gaat verkopen, een op een, zou dat niet werken. Je moet in de hele keten kijken naar de mogelijkheden om daadwerkelijk verschil te maken.

Per programma bereiken we 100.000 boeren, waardoor de impact enorm omhoog gaat.

Stel dat u een doel of een target zou mogen toevoegen aan de SDGs, welke zou dat zijn?

Als ik kijk naar SDG 8 en ik kijk naar youth employability and entrepreneurship dan zou mijn target zijn om volop in te zetten op Afrika. In Duitsland is een Marshallplan voor Afrika ontworpen. Dat zouden we in Nederland ook moeten doen. Een plan waarbij we zeggen: wij willen in de periode van de SDGs een perspectief bieden aan de jongeren als het gaat om werk en werkgelegenheid op het Afrikaanse continent. En dan daadwerkelijk een deuk in een pakje boter slaan.

Hoe ziet u 2030 voor u in 1 woord?

Hoopvol.

[NL] SDG Interview Sandra Rottenberg: Meer gelijkheid tussen vrouwen en mannen

Wat zijn de hete hangijzers binnen de SDGs? En hoe werken de Worldconnectors zelf aan het behalen van de doelen? Stagiair Ronald Zwarteveen duikt samen met de Worldconnectors in de Sustainable Development Goals. In dit artikel is Sandra Rottenberg aan het woord. Onafhankelijk programmamaker, moderator en adviseur. Zij vertelt hoe ze werkt aan de doelen 5 en 11, en waar er nog kansen liggen voor deze doelen.


Kan je een aantal sterke punten noemen van de SDGs die in 2015 zijn geïntroduceerd, bijvoorbeeld vergeleken met de vorige MDGs?

Ik vind de oude MDGs eigenlijk sterker ten opzichte van de SDGs. Ik vind het jammer dat het er nu zo veel zijn. De MDGs hadden 8 doelen en die kende je op een gegeven moment wel uit je hoofd, bij de SDGs gaat dat lastiger omdat dat 17 doelen zijn. Dat komt de publieksbekendheid niet ten goede. Daarnaast overlappen ze elkaar. Ik had liever gezien dat het per onderwerp was gegroepeerd, zoals “klimaat” of “kinderen”.

SDG 5 heeft als doelstelling meer gelijkheid tussen vrouwen en mannen, waarom vind je dit belangrijk?

Ik vind dit heel belangrijk omdat dit nog steeds speelt. We schieten aan de ene kant wel op, maar aan de andere kant ook weer niet. Ik heb me er altijd voor ingezet, op allerlei manieren: voor emancipatiedoelen en om beroepsmatig vooruit te komen in Nederland als vrouw. Internationaal is dit ook nog steeds nodig. Mannen zijn op de een of andere manier toch bang voor vrouwen, zo lijkt het. Het is nog lang niet vanzelfsprekend dat er in fora of benoemingen evenveel vrouwen als mannen zitten.

Welke rol kan Nederland spelen bij het behalen van dit doel?

Ik ben zelf lid geweest van een actiegroep die ervoor gezorgd heeft dat er een verplicht quotum is van 30% vrouwen in raden van bestuur en raden van toezicht. Er staat alleen geen sanctie tegenover, dus het lukt niet altijd. Daarbij hebben vrouwen ook niet altijd zin, je wilt er niet zitten als ‘excuustruus’, maar het moet wel. Het is namelijk wetenschappelijk bewezen dat gemengde teams beter presteren. Dat houdt niet alleen gemengd man/vrouw in, maar ook gemengde afkomst en gemengde maatschappelijke achtergrond. Het is heel vreemd dat het maar niet lukt.

In het onderwijs lukt het wel, er zijn inmiddels meer vrouwen dan mannen op de hogescholen en universiteiten. Maar ze zetten dit niet voort in hun carrière. Dit komt mede doordat het anderhalf verdienersmodel zo dominant is. Vrouwen verdienen gemiddeld 7% minder dan mannen, dus de rekensom is snel gemaakt. Daarnaast is ook het traditionele denken nog steeds aan de orde. Vrouwen voelen zich schuldig als ze fulltime werken.

SDG 11 zet in op veilige en duurzame steden, welke kansen liggen er op dit moment om de targets hiervoor te behalen?

Ik wil graag Amsterdam als voorbeeld gebruiken. Ik heb een werkgroep opgericht in de Nieuwmarktbuurt waar ik woon. Het doel van deze werkgroep is om de buurt radicaal te vergroenen. Dat is op allerlei manieren goed: voor de afwatering, het gaat criminaliteit tegen, het dempt het geluid, het vangt fijnstof op. Er zijn nu tal van regelingen waar burgers gebruik van kunnen maken, zo zijn we nu allemaal ‘parken om de hoek’ aan het ontwikkelen en dat gaat als een speer. Er is onder de bewoners enorm veel energie en enthousiasme om dat te doen. Dit zijn dingen die je als burger zelf kan doen, waarmee je je eigen leefomgeving naar je eigen hand kan zetten.

De burgers moeten door de lokale autoriteiten gesteund worden om de leefbaarheid van de stad te waarborgen. Deze burgerinitiatieven kosten wel wat tijd, maar het genereert ook heel veel energie. De stad wordt steeds duurder, iedereen trekt naar de stad. Bepaalde plekken worden onbetaalbaar, mensen worden eruit geduwd en dat is een hele gevaarlijke ontwikkeling. De vaste bewoners zijn het cement van de stad, processen als gentrification kunnen hier een verkeerde invloed op hebben. Het is heel bevredigend om op deze manier actief met je buurt bezig te zijn en zo een antwoord te hebben op bijvoorbeeld criminaliteit of massatoerisme.

Amsterdam is een leuke stad omdat het een wereldstad is op dorpsniveau. Waar levende buurten zijn en waar mensen elkaar kennen, dat is heel belangrijk. Ik vind dat overheden lokale initiatieven moeten belonen, juist omdat ze de leefbaarheid van de steden vergroten.

De burgers moeten door de lokale autoriteiten gesteund worden om de leefbaarheid van de stad te waarborgen.

Stel dat je een doel of een target zou mogen toevoegen aan de SDGs, wat zou dat dan zijn?

Ik vind gelijkheid tussen mannen en vrouwen te beperkt. Ik zou dat verder willen uitbreiden, want het is niet voor iedereen vanzelfsprekend dat je man of vrouw bent en je daarnaar gedraagt. Dat mensen die zeggen: “Ik weet niet zo goed wat ik ben, maar ik ben er wel”, er ook bij betrokken worden. Sommige landen zijn nog lang niet zover, daarom zijn de doelen én heel fijn, én heel beperkend.

Hoe zie je 2030 voor je in 1 woord?

Groen!

[NL] SDG Interview Rolph van der Hoeven: Minder ongelijkheid, meer samenwerking

Wat zijn de hete hangijzers binnen de SDGs? En hoe werken de Worldconnectors zelf aan het behalen van de doelen? Stagiair Ronald Zwarteveen duikt samen met de Worldconnectors in de Sustainable Development Goals. In dit artikel is Rolph van der Hoeven aan het woord. Hoogleraar Werkgelegenheid en Ontwikkelingseconomie (ISS Den Haag) en lid van de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken (AIV), Commissie Ontwikkelingssamenwerking. Hij vertelt hoe hij werkt aan de doelen 8, 10 en 17 en waar er nog kansen liggen voor deze doelen.


In 2015 zijn de SDGs geïntroduceerd, hoe zijn deze verbeterd ten opzichte van de vorige MDGs?

Twee punten van de SDGs ten opzichte van de MDGs zijn heel belangrijk. Allereerst de manier waarop ze voorbereid zijn. De MDGs waren voorbereid door het secretariaat van de VN in New York, met beperkte consultatie. De SDGs hebben heel veel consultaties ondergaan. Er is een high-level panel geweest, het VN-systeem heeft zich er echt mee beziggehouden. Er is een hele ronde met consultaties met NGOs geweest, evenals nationale discussies. Het is daarmee erg breed opgezet. En ten tweede, en dat is het belangrijkste: de MDGs hadden alleen doelen gesteld voor ontwikkelingslanden, echt een top down concept. De SDGs zijn voor alle landen, er zijn dus ook doelen gesteld aan de rijke landen. Dit zijn de twee belangrijkste punten. Daarnaast zit er achter de SDGs een bredere conceptie van het ontwikkelingsdenken, de transformatieve ontwikkelingsagenda.

SDG 10 gaat over het reduceren van (inkomens) ongelijkheden, waarom is dit zo belangrijk?

Als je in een harmonieuze samenleving leeft, dan moet je ook de opbrengsten van die samenleving beter verdelen zodat mensen betere kansen hebben. Er is een hele logische verklaring: als je een economie hebt die minder ongelijk is, dan is het ook makkelijker om armoede op te heffen. Als je ongelijkheid hebt dan gaan de grootste resultaten van de groei naar de rijkere groep. Grotere ongelijkheid schept dan economische en sociale problemen. Het is belangrijk dat men daar naar gaat omkijken want de ongelijkheid binnen landen is toegenomen. Tussen landen onderling is de ongelijkheid voor sommige landen wat minder geworden, door snel groeiende economieën, maar toch blijf je nog een grote groep armen houden. Daarom kan je door het terugdringen van de ongelijkheid een deel van de armoede opheffen. Een collega van mij heeft een onderzoek gedaan met als scenario dat wanneer de landen vanaf het begin van de MDGs een politiek hadden gevoerd die ongelijkheid zou tegengaan – een beleid dat ze eens in hun verleden al gevoerd hebben – een derde van de armoede al zou zijn opgeheven.

Als je in een harmonieuze samenleving leeft, dan moet je ook de opbrengsten van die samenleving beter verdelen zodat mensen betere kansen hebben.

U heeft onderzoek gedaan naar SDG 8: het creëren van banen en het stimuleren van economische groei. Wat zijn de belangrijkste lessen die u hieruit heeft geleerd en wilt delen?

De economische groei moet gedreven worden door het creëren van werkgelegenheid. Anders krijg je een economische groei die maar ten goede komt aan een deel van de bevolking en krijg je dus ongelijkheid. Wat belangrijk is, is dat je overheden krijgt die een transformatieve ontwikkelingsagenda voeren. Een overheid die ervoor zorgt dat er industrieën komen en infrastructuur en dergelijke, die als motor trekken aan de groei. In een aantal landen is deze transformatie nog niet gaande. Een groot gedeelte van de bevolking werkt daar  in de landbouwsector en als ze niet in de landbouw werken dan werken ze niet in de industriële sector of in de dienstensector maar in de informele sector. Ze doen dan allerlei kleine activiteiten maar ze kunnen niet echt een doorbraak maken. Als je kijkt naar de ontwikkelingslanden die sterk gegroeid zijn de afgelopen 20-30 jaar: Korea, Taiwan, China, India, bijvoorbeeld, die hebben allemaal een politiek gevoerd waarbij stevig geïnvesteerd is in de industrie, alsook in landhervorming en onderwijs. Op die manier trek je de economie op een hoger groeipad. Maar deze landen moeten dan ook zodra de industrie er is deze producten kunnen exporteren naar het buitenland en niet beperkt worden door importbeperkingen. Daarnaast moet je niet alleen werkgelegenheid op zich creëren, maar ook werkgelegenheid die productief is en daar heb je weer betere scholing voor nodig. Wanneer je dit niet aanbiedt aan de beroepsbevolking, dan kunnen ze ook niet meedoen aan de industriële vernieuwingen.

Rolph van der Hoeven

Waar liggen er nog concrete en uitvoerbare kansen voor het behalen van SDGs 8 en 10?

Voor Afrika waar de transformatie naar bijvoorbeeld meer industrie en een betere infrastructuur nog beperkt heeft plaatsgevonden liggen nog kansen. Daar is behoefte aan op werkgelegenheid gerichte investeringen. Buitenlandse bedrijven moeten de mogelijkheid hebben om te investeren in deze landen en dat die investeringen ook gewaarborgd worden. Er moet een goede coördinatie komen tussen de buitenlandse investeringen aan de ene kant en de rol van de lokale overheden om dat mogelijk te maken.

Maar ook voor reeds geïndustrialiseerde landen liggen er kansen. De macro-economische politiek kan zodanig gevoerd worden dat deze leidt tot meer werkgelegenheid. Het heeft in Nederland na de crisis in 2008 veel te lang geduurd voordat we weer op het oude niveau zaten. We zitten nu eigenlijk pas weer op het economische niveau van 2008. Dat is het gevolg van teveel bezuinigen en te weinig investeren, omdat men bang was dat het begrotingstekort te hoog zou worden. Er had meer aandacht moeten zijn voor het behouden van werkgelegenheid door een andere manier van macro-economische politiek. De Nederlandse economie zit zo geïntegreerd in verschillende geïndustrialiseerde landen dat er meer coördinatie tussen deze landen onderling nodig is. Dat is min of meer op gang gekomen met de G20, waar Nederland net buiten viel, maar dat had veel beter gekund. Nederland had bijvoorbeeld kunnen zeggen: er is een doel voor economische schulden, maar je moet ook een doel hebben voor werkgelegenheid. Je hebt een 3% begrotingsnorm en een 60% schuldennorm en we hadden eigenlijk in Nederland ook een 4-5% werkloosheidsnorm moeten zetten. Dat zou dan de politieke discussie moeten aandrijven.

Doel 17 gaat over het samenwerken van landen en organisaties om duurzame ontwikkeling te kunnen bewerkstelligen, hoe kan dit beter?

Er zijn een aantal trends aan de gang waarbij landen als Amerika maar ook Nederland zeggen: we hebben al die internationale organisaties niet meer nodig, we kunnen het zelf wel. Zo ziet de wereld er niet meer uit. Je kan niet meer terug naar een systeem van nationalisme, je moet dus op al die verschillende manieren samenwerken. Nationaal gezien heb je een systeem waarbij als de ene partij bijvoorbeeld naar een inflatie van 1% wil toewerken, er een politieke discussie op gang komt met de vraag of dit het juiste beleid is. Internationaal gezien heb je dit niet. Er zijn wel veel organisaties zoals de Wereldbank of het IMF die vanuit hun eigen belang allerlei doelen voor ogen hebben, maar er is hiertussen en tussen meer sociale internationale organisaties nog te weinig internationale coherentie. Het idee van doel 17 is dat die coherentie beter wordt. Daarnaast moet ook de accountability beter, dus dat landen niet alleen iets ondertekenen maar dat ze er ook voor gaan. Hier liggen ook kansen voor politieke partijen en NGOs om deze doelen levendig te houden en het debat aan te jagen.

Stel dat u een doel of een target zou mogen toevoegen aan de SDGs, welke zou dat zijn?

Het zijn er eigenlijk al teveel, maar de target voor de inkomensongelijkheid is wel wat zwak. Dat zou sterker kunnen en dat hebben we met zo’n 90 academici ook aan de VN geschreven in het voorbereidingsproces van de SDGs.

Hoe ziet u 2030 voor u in 1 woord?

Onzeker.

[NL] Start SDG reeks: Armoedegrens verlegd

Wat zijn de hete hangijzers binnen de SDGs? En hoe werken de Worldconnectors zelf aan het behalen van de doelen? Stagiair Ronald Zwarteveen duikt samen met de Worldconnectors in de Sustainable Development Goals. In dit eerste artikel een voorproefje van wat er in de rest van de serie komen gaat. Ronald onderzoekt de armoedegrens onder SDG 1


In 1990 is de armoedegrens geïntroduceerd: wie minder dan een dollar per dag verdiende leefde officieel in extreme armoede. Tegenwoordig ben je volgens de Verenigde Naties extreem arm als je minder dan $1,90 per dag verdient. Waarom ligt deze grens tegenwoordig bijna tweemaal zo hoog? Zijn onze ideeën over armoede veranderd of is er iets anders aan de hand?

SDG 1 heeft als doelstelling om voor 2030 alle extreme armoede in de wereld uit te bannen. Hiervoor is per 2015 de grens op een inkomen van $1,90 per dag gesteld. Een grens die significant hoger ligt dan de oude grens van $1,00 en later $1,25 per dag. De belangrijkste reden voor deze stijging is het feit dat er bij het meten van extreme armoede tegenwoordig niet alleen naar de inflatie wordt gekeken, maar ook naar de koopkracht. De Wereldbank heeft in 15 van de armste landen onderzocht wat er met de $1,00 dollar uit 1990 destijds gekocht kon worden. Dit staat gelijk aan wat er vandaag de dag met $1,90 gekocht kan worden in deze landen.

Ondanks de ogenschijnlijk logische redenering van het verhogen van de armoedegrens, is er vanuit de media kritiek gekomen op de Wereldbank. Onder andere de Financial Times beschrijven dat er door deze nieuwe grens tientallen miljoenen mensen extra in extreme armoede leven. De Wereldbank zou op deze manier de doelstelling voor het elimineren van extreme armoede lastiger maken. “We hebben de doelstelling niet verlegd, maar geüpdatet naar 2015”, verklaart Jim Yong Kim, de president van de Wereldbank.

Ondanks het verhogen van de armoedegrens, is het percentage mensen dat in extreme armoede leeft gedaald. In 2015 zou dit volgens de laatste inschattingen minder dan 10% van de wereldbevolking zijn, waar dit in 2012 nog 12,7% was. Hier moet wel bij opgemerkt worden dat het nog steeds om een absoluut aantal van ruim 700 miljoen mensen gaat.

Extreme armoede: relatief en absoluut – Bron: Wereldbank

De laatste cijfers tonen aan dat ondanks de stijging van de armoedegrens, het aandeel mensen dat in armoede leeft nog steeds daalt. Het is daarmee volgens de Wereldbank ook niet lastiger geworden om de doelstellingen van SDG1 te behalen. Vooral in Azië gaan de armoedecijfers rap naar beneden, in Sub-Sahara-Afrika liggen momenteel de grootste kansen om het cijfer verder omlaag te drukken. Als ook de armoede in Sub-Sahara-Afrika omlaag gaat kan de target voor SDG 1 behaald worden. Hoe? Verschillende Worldconnectors zullen daar de komende periode in de interviews op terugkomen.