Blog Anne van Groningen: “De onzichtbare ingrediënten van de plasticsoep”

Microplastics: kleine stukjes plastics die je met het blote oog bijna niet kunt zien. Ze zitten in je tandpasta, make-up, schoonmaakmiddelen én in je verse stukje vis. Vaak onzichtbaar, maar niet ongevaarlijk. Alleen weten we nog maar heel weinig over de effecten van microplastics op het ecosysteem en onze eigen gezondheid. Het is tijd dat daar verandering in komt.

De beelden van de plasticsoep kennen van allemaal wel: een enorm gebied in de Stille Oceaan, naar schatting vele malen groter dan Nederland, waar miljarden tonnen plastic en ander afval ronddrijft. De Delfste student Boyan Slat, oprichter van The Ocean Cleunup, werd wereldnieuws met zijn methode om het drijvende afval op te vangen door gebruik te maken van de natuurlijke stroming in de zee. Dit jaar gaat het eerste systeem het water in, en kan een begin worden gemaakt met het opruimen van de plasticsoep.

Die plasticsoep is niet zomaar ontstaan. Sinds de jaren 50 zijn we met zijn allen grootverbruiker van kunststoffen. Plastic heeft alleen één vervelende en vrij hardnekkige eigenschap: het is amper biologisch afbreekbaar. Dat betekent dat het eerste plastic afval dat in de jaren 50 werd geproduceerd, zich nog steeds ergens in ons ecosysteem bevindt. En daar komt alleen maar meer afval bij: de verwachting is dat onze plasticproductie over twintig jaar is verdubbeld.

Steeds meer mensen en bedrijven zijn zich bewust van plasticprobleem en komen met initiatieven om de plasticproductie en -consumptie te verminderen en het bestaande plastic zoveel mogelijk te recyclen of op te ruimen. Het initiatief van Slat is daar een voorbeeld van. Alleen het is maar een deel van het verhaal. De methode van Slat richt zich vooral op de grote stukken plastic die in de oceaan ronddrijven, zoals visnetten en boeien. Die zijn het makkelijkst te vangen, en voorkomen dat het plastic met de tijd uiteenvalt in kleinere, en veel schadelijkere stukjes plastic: microplastics. En die kleine deeltjes, daar moeten we iets mee.

In de mondiale plasticboekhouding zit namelijk een gat. Een groot gat. Slechts 0,1% van de wereldwijde jaarlijkse plasticproductie wordt teruggevonden in de oceanen. Het grootste deel van ons plastic is dus simpelweg zoek. Wetenschappers weten inmiddels dat plastic na verloop van tijd uiteen valt in (microscopische) kleine deeltjes, die met vroegere meetmethoden over het hoofd werden gezien. Deze zelfde wetenschappers noemen de microplastics een tikkende tijdbom.

Toch is er nog maar weinig aandacht voor de gevaren en risico’s van microplastics. Terwijl de plastic deeltjes zitten in het water dat we drinken, de lucht die we inademen en ook in de vis die we eten. Veel dieren zien de microplastics aan voor voedsel. Zo komen de microplastics in ons voedselsysteem terecht, en uiteindelijk ook in ons lichaam. En dat kan schadelijk zijn, want de deeltjes bevatten vaak giftige stoffen die uit het plastic vrijkomen.

Er moet nog veel onderzoek worden gedaan naar de risico’s van microplastics. Wat definiëren we precies als microplastics? En wat zijn de gevolgen hiervan op het milieu en onze gezondheid, op korte en lange termijn? In december 2016 schreef de Gezondheidsraad een briefadvies aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over de gezondheidsrisico’s van microplastics in het milieu. De urgentie begint langzaam aan te ontstaan, maar het is nog niet genoeg.

Want voor veel consumenten blijft het een ver-van-mijn-bed show, mezelf incluis. Ik scheid mijn plastic afval, breng statiegeldflessen braaf terug naar de supermarkt en weiger steevast om te betalen voor flesjes water. Allemaal dingen die ik zal blijven doen, maar ondertussen ben ik me er sterk van bewust geworden dat het plasticprobleem groter is dan wat er voor het blote oog zichtbaar is. We zien nu maar een topje van de wereldwijde ijsberg, die we de komende tijd samen moeten gaan blootleggen.

Anne van Groningen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verslag Round Table Circulaire Economie 22 februari

Donderdag 22 februari heeft in het Circulair paviljoen van ABN AMRO de eerste Round Table van Worldconnectors in 2018 plaatsgevonden. Het thema van deze Round Table was, geheel in overeenstemming met de locatie, circulaire economie. Daarnaast stond de Round Table in het teken van het overlijden van Ruud Lubbers, erelid van Worldconnectors.

 

 

 

Na het welkom aan de aanwezige leden en externen, door Worldconnectors voorzitter Erik Thijs Wedershoven, hebben we door middel van enkele ‘in memoriam’ beelden stil gestaan bij het overlijden van Ruud Lubbers. Daarna was er gelegenheid voor het delen van herinneringen aan hem, waar door de aanwezige Worldconnectors dankbaar gebruik van werd gemaakt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Na dit gepaste moment van afscheid was het woord aan Richard Koolos, Worldconnector en CSR manager bij ABN AMRO, die tijdens de Round Table als moderator en facilitator fungeerde. In zijn presentatie werden we onder meer bijgepraat over de circulaire architectuur van het Circulair paviljoen. Aansluitend op deze introductie was het woord aan de eerste spreker van de middag, Louise Vet directeur van NIOO-Knaw.

 

 

 

Louise Vet legde in haar presentatie de nadruk op het belang van de ecologische kringloop voor het juist begrijpen van het concept van circulaire economie. Ze merkte verder op dat we in ons huidige economisch systeem leven van `het kapitaal van de ecologie, in plaats van de rente´. Om dat te veranderen is het nodig dat zowel in beleid als in het bedrijfsleven lessen geleerd worden uit de ecologie, één van de prioriteiten hierbij zou het verdergaand integreren van circulaire economie binnen het top-sectoren beleid kunnen zijn.

 

 

 

 

 

De tweede spreker van de middag, Guido Braam directeur bij C Creators, behandelde met name voorbeelden van circulaire initiatieven binnen het bedrijfsleven. Hij benadrukte dat circulaire economie nu misschien een hype is maar slechts 15% van de mensen en bedrijven doen mee, het is nu van het allergrootste belang om op te schalen en de gehele economie circulair te maken. De prioriteiten liggen daarom bij het meetbaar maken van het concept circulaire economie en de focus op integrale, cross sectorale initiatieven.

 

 

 

Na de pauze was het de beurt aan de derde spreker van de middag, Roland Kupers oprichter van Roland Kupers Consultancy en schrijver van het boek ´Complexity and the art of public policy´. Het doel van deze derde presentatie was om enkele kanttekeningen te maken bij het concept circulaire economie, dit leidde tot enkele interessante inzichten wat betreft innovatie en hoe dit te bewerkstelligen. Eén van deze inzichten is de ´path dependency´ van innovatie en de daaruit voortvloeiende problematiek om te innoveren binnen de context van onze huidige bedrijven en systemen.

Naar aanleiding van de drie presentaties, met ieder een andere invalshoek richting de circulaire economie, namen we tot slot ruim de gelegenheid voor vragen en discussie. Eén van de thema´s die hierbij uitgebreid aan bod kwam is de potentie van het publieke en het private domein om innovatie vorm te geven en de circulaire economie naar een hoger plan te tillen. Om de brug te slaan tussen horizon één en horizon drie innovaties zijn vooral goede feedback loops van groot belang.

Aansluitend aan deze discussie was er een borrel en diner om het gehoorde nader te bespreken. Als Worldconnectors kijken we terug op een geslaagde bijeenkomst boordevol inspiratie.

Blog Ankie Petersen: “Ontwerpen voor de inclusieve stad”

Met duurzame stedelijke ontwikkeling denken we vaak aan milieumaatregelen. Steden moeten gezonde leefomgevingen zijn met een schone lucht, bij voorkeur minder auto’s en in de toekomst misschien wel CO2 neutraal. De duurzame stad gaat echter verder dan dat. Kijkend bijvoorbeeld naar de targets van SDG11: Sustainable Cities & Communities zijn er diverse punten te onderscheiden die enkel realiseerbaar zijn met een gezonde focus op de menselijke maat en de leefbaarheid van de stad, gezien vanuit sociaaleconomisch en sociaal-cultureel perspectief. De duurzame stad is ook een stad voor iedereen, ongeacht culturele achtergrond of sociale status. Inclusief.

De inclusiviteit van de stad heeft mijns inziens te maken met twee dingen: de toegankelijkheid van de stad voor iedereen, en de mogelijkheid tot zeggenschap over wat er in de stad gebeurt. Deze twee houden staan in nauw verband met elkaar. Ik zal het toelichten met een actueel voorbeeld:

De toegankelijkheid van de openbare ruimte, met name voor vrouwen, stond verleden jaar ter discussie toen een studente een boete aanvocht voor wildplassen. In haar ogen was de boete oneerlijk omdat vrouwen op bepaalde tijden van de dag nergens terecht kunnen om hun behoefte te doen. De rechter reageerde niet al te begripvol, en liet de studente de boete alsnog betalen. De studente had echter wel degelijk een punt: in heel het centrum van Amsterdam waren slechts 3 openbare toiletten te bekennen, op 45 urinoirs voor mannen. Eerlijk? Niet bepaald.

De beschikbaarheid van een openbaar toilet klinkt misschien als een marginaal onderwerp binnen stedelijk ontwerp. Pas als je zelf er actief mee te maken krijgt ervaar je het ongemak van een dergelijke ongelijke beschikbaarheid. Niet alleen vrouwen, maar ook ouderen van dagen of mensen met buik- of plasproblemen lopen hier tegenaan. Van die laatste categorie zijn er maar liefst 3,5 miljoen in heel Nederland, en het tekort aan openbare toiletten door heel het land weerhoudt deze mensen ervan naar buiten te gaan. Niet voor niets is er de afgelopen jaren een HogeNood app ontwikkeld voor precies deze doelgroepen, die mensen uitnodigt om extra toiletten ter beschikking te stellen bij mensen thuis. Maar is het niet ook mogelijk dit probleem binnen het domein van stedelijk ontwerp op te lossen?

Kijkend naar de geschiedenis van stedenbouw in Nederland is het gebrek aan plasvoorzieningen voor vrouwen en andere minderheden in de openbare ruimte niet verwonderlijk. Hoe onze steden en openbare ruimtes eruit moesten zien is voor een lange tijd namelijk bepaald vanaf de tekentafel, door een erg homogene groep en vanuit een homogeen perspectief. Voor een lange tijd waren vrouwen simpelweg niet of marginaal vertegenwoordigd in de beroepenvelden die te maken hebben met stedelijke ontwikkeling of ontwerp. Gelukkig kunnen huidige trends binnen het stadmaken – denk aan placemaking, social design en bottom-up ontwerp – een positieve bijdrage leveren aan deze vertegenwoordiging. Doordat gemeentes vaker in gesprek gaan met gebruikers en bewoners ontstaan er betere en toegankelijkere plekken voor iedereen, en kan er worden ontworpen vanuit diversere perspectieven.

Duurzame stedelijke ontwikkeling wordt vaak benaderd als een technisch onderwerp en een niche voor de specialisten van vanouds; planologen, geografen, architecten en bestuurders. Met de snelle wereldwijde urbanisatie die ervoor heeft gezorgd dat meer dan de helft van de wereldbevolking in steden woont, is het tijd dat het domein van duurzame stedelijke ontwikkeling wordt opengebroken en verplaatst naar het algemene debat over de manier waarop wij als maatschappij willen leven, nu en in de toekomst. Inclusiviteit, waaronder toegankelijkheid en zeggenschap, zijn hier belangrijke onderdelen van.

Ankie Petersen

 

Blog Rixt Harmsen: “A Shared Future”

Afgelopen januari vond tussen de besneeuwde bergtoppen van Davos de jaarlijkse bijeenkomst van het World Economic Forum plaats. De slogan van de conferentie luidde: Creating a Shared Future in a Fractured World. Vier dagen lang spraken regeringsleiders, captains of industry en deskundigen op allerlei vakgebieden over manieren om een betere wereld dichterbij te brengen.

Deze discussies zijn natuurlijk belangrijk. Tegelijkertijd krijgt wie Davos via krant, televisie of internet volgt niet het gevoel dat de oplossingen voor de problemen van onze tijd binnen handbereik zijn. De uitdagingen waar onze planeet voor staat zijn zó groot en zó complex, dat je je als gewone burger afvraagt wat jij nou concreet kunt bijdragen aan die betere wereld.

Toch geloof ik dat het niet ingewikkeld hoeft te zijn. Om deze reden heb ik in november 2017 deelgenomen aan de Cycle for Plan Nicaragua. Dit hield in dat ik, samen met 13 anderen, 8 dagen heb gefietst door de bergen van Nicaragua. Voorafgaand moest iedere deelnemer geld inzamelen dat wordt gebruikt om projecten te ondersteunen die een betere toekomst voor kinderen in Nicaragua bewerkstelligen. Wanneer je van 7 uur ’s ochtends tot 6 uur ’s avonds fietst kom je op nogal wat plekken. Bij het fietsen door de onder ontwikkelde dorpen werd ik geconfronteerd met de keihard realiteit; er zijn nog bergen werk te verzetten en dat gaat 550 kilometer fietsen niet direct oplossen.

Natuurlijk zijn de kinderen die ik in Nicaragua heb ontmoet, geholpen met onze bijdragen. Toch is dit misschien niet eens het belangrijkste resultaat van mijn geploeter door de bergen. Elke gedoneerde euro vervult niet alleen een financiële, maar ook een psychologische rol. Want niet alleen tijdens mijn reis, maar ook al bij het fondsenwerven heb ik met mensen in mijn omgeving gesproken over dezelfde grote thema’s waar wereldleiders zich in Davos het hoofd over gebroken hebben.

Daarmee heb ik in mijn directe kring niet alleen het bewustzijn over ontwikkelingsvraagstukken vergroot, ik heb mensen ook geïnspireerd om iets te gaan doen: bijdragen aan mijn fietsavontuur, zelf een actie op poten zetten of kleine maar concrete veranderingen doorvoeren in hun levensstijl en gewoonten. Inspireren tot doen en tot verandering in gedrag; is dat niet de eerste stap naar een betere wereld?

Onderschat daarom niet de kracht en het nut van de individu; zo blijkt dat een fiets, een internetverbinding en een dosis bevlogenheid volstaan om betekenisvolle impact te hebben. Je hoeft dus niet de baas te zijn over een land of multinational om je steentje te kunnen bijdragen. Alle beetjes helpen.

Dus zie je kleine stapjes niet als druppels op de gloeiende plaat, het zijn de sneeuwvlokken die samen de sneeuwbal van de vooruitgang vormen.

Rixt Harmsen

Blog Bas Evers “Een SDG-touwtrekker ondanks zichzelf: Colombia”

Voor het aan de slag gaan met de Sustainable Development Goals(SDGs) bestaat voor regeringen geen spoorboekje. Ondanks dat de SDG agenda zo universeel mogelijk is opgezet is de uitvoering nog steeds maatwerk. Het schoolvoorbeeld van hoe allesbepalend context kan zijn voor het laten slagen van de SDGs is Colombia, een land met torenhoge ambities als het gaat om duurzame, economische ontwikkeling maar ook even diepe valkuilen.

Die voorzichtige conclusie trek ik op basis van mijn onderzoek in 2017, waarin ik onder andere heb gekeken naar het samenspel van publieke en private sector in de koffie- en mineralensector voor het realiseren van de SDGs. Hoewel het aanpakken van de SDGs een motor van innovatie voor de Colombiaanse regering moet zijn, zijn de cilinders roestig en moeilijk vervangbaar. Good governance van de SDGs wordt aangejaagd en tegelijkertijd verlamd door diezelfde regering, deels door structurele factoren diepgeworteld in de Colombiaanse samenleving. Ik zou graag een aantal van die factoren toelichten en daarmee aansluiten bij wat de Amerikaanse historicus David Bushnell in 1993 al over dit fascinerende land schreef: ‘een natie ondanks zichzelf’[1].

Allereerst is er de politieke dynamiek, die naar mijn zeggen heel treffend verklaard wordt door Acemoglu en Robinson in hun Why Nations Fail, met afstand het beste boek dat ik tijdens mijn studie mocht lezen[2]. Zij beschrijven Colombia niet als een ‘gefaald land’, maar een staat met gebrekkige autoriteit over zijn eigen gebieden wat de opkomst van rebellen en paramilitairen aanwakkert. Deze groepen gedijen goed bij regionale ongelijkheid omdat zij, ver van het gezag in Bogotá, hun eigen politieke nesten kunnen bouwen. Wat dit met de SDGs te maken heeft is dat beleid vanuit de hoofdstad geenszins follow-up betekent in de afgelegen regio’s. Cruciaal is dan ook het stimuleren van regionaal initiatief richting de SDGs. Deze initiatieven moeten ook gedragen worden door regionale politici die een podium voor de SDGs willen bouwen in het nationale parlement, want zonder politiek gewicht geen daadkracht. Probleem is echter dat velen van deze ‘regio’s’ eerder als probleemkind dan als meerwaarde worden gezien in de nationale arena door hun aanhoudende armoede.

Bedrijven, en vooral multinationals, kunnen alleen vrijblijvend aangemoedigd kunnen worden iets met de SDGs te doen en dat is ook meteen de achilleshiel van deze agenda. De Colombiaanse overheid moet dus carrots verzinnen om de private sector te betrekken en één van die manieren zijn financiële voordelen. Belastingvoordelen kennen echter een geschiedenis van corruptie, vooral in de mineralenindustrie, en ook heeft het algehele misbruik van publiek geld een aversie bij de gewone Colombiaan gekweekt om belasting te betalen. Toch zullen de SDGs vallen of staan bij een budgettair raamwerk dat niet alleen afhankelijk kan zijn van buitenlandse investeringen in de komende 12 jaar.

Ten slotte zal vastklampen aan een beleid voor 12 jaar überhaupt een uitdaging zijn aangezien ,in mijn ervaring, de Colombiaan niet graag te ver vooruit kijkt. Dat investeren op korte termijn ook aantrekkelijker klinkt is niet geheel onlogisch in een context van meer dan 50 jaar binnenlands conflict. Toch geloof ik dat de regering nu het momentum moet aangrijpen om de SDGs in één adem te verkopen met het vredesproces en het OESO kandidaatschap. De SDGs verbinden juist de verschillende doelstellingen, bieden een kans om met stakeholders in dezelfde taal over duurzaamheid te praten[3] en zijn niet de zoveelste checklist die van hogerhand wordt opgelegd. De dag dat de koffieboer ziet dat vrede en duurzame ontwikkeling twee kanten van dezelfde medaille zijn en hierin actieve overheidssteun krijgt is de dag dat er hoop is voor de SDGs in Colombia.

Bas Evers

[1] Bushnell, David. The Making of Modern Colombia: A Nation in Spite of Itself. 1993.

[2] Acemoglu,D. & Robinson, J. Why Nations Fail: The Origins of Power, Prosperity, and Poverty. 2012

[3] https://www.duurzaam-ondernemen.nl/column-bas-evers-praten-taal-duurzaamheid-kracht-sdgs/

Erevoorzitter Worldconnectors en Earth Charter Commissioner Ruud Lubbers overleden

We nodigen u van harte uit om uw reactie op het afscheid van Ruud Lubbers met ons te delen, zie onderaan deze pagina.

We zijn diep geraakt door het overlijden van Ruud Lubbers, op 14 februari 2018.
Oprichter van Earth Charter Vrienden en als Earth Charter Commissioner grondlegger van het mondiale Earth Charter initiatief.

We hebben groot respect voor de toewijding en positieve bijdragen die hij onvermoeibaar heeft geleverd aan de omslag naar een duurzame, vreedzame en rechtvaardige samenleving, over alle grenzen van landen en verschillen heen. Wij zullen hem enorm missen.

Dankbaar voor zijn vriendschap en vertrouwen, zullen we ons blijven inzetten, in de geest van Ruud Lubbers, voor de zorg en respect voor de Aarde en elkaar.

Laat onze tijd de geschiedenis ingaan als een tijdperk van de omslag naar een nieuwe eerbied voor het leven, de vastbeslotenheid duurzaamheid te realiseren, een intensivering van de strijd voor rechtvaardigheid en vrede, en de vreugdevolle viering van het leven..

Deze slotzin uit het Earth Charter was hem dierbaar, Ruud Lubbers was nauw betrokken bij de wereldwijde dialoog over het Earth Charter. Na de lancering van het document bleef hij zeer actief in het mondiale Earth Charter initiatief, zowel internationaal als in Nederland. Zo is dankzij zijn inzet en ondersteuning het Earth Charter Education Centre in Costa Rica op de campus van de UN University for Peace gerealiseerd.

Ruud Lubbers spande zich in voor participatie van burgers en maatschappelijke organisaties bij beleid en politiek, en voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in het bedrijfsleven. Geen actor kan het alleen, zo sprak hij over de noodzaak voor samenwerking onder het motto van ‘complementary governance’. Ook introduceerde Ruud Lubbers de gedachte dat duurzaamheid niet alleen op de bekende 3 pijlers is gebaseerd (People, Planet en Prosperity), maar ook op Pneuma (Spirit). Deze vierde pijler zorgt voor de fundamentele samenhang, als de ademhaling voor alles wat leeft.

Voor de tomeloze inzet van Ruud Lubbers door de jaren heen, zijn visionaire leiderschap en grote betrokkenheid bij anderen, hebben we onze dank betuigd aan het slot van de viering van 15 jaar Earth Charter in 2015. We verrasten hem met deze compilatie van beelden, begeleid door het lied Gracias a la Vida van Mercedes Sosa. Mercedes Sosa maakte net als Ruud deel uit van de Earth Charter Commission.

Lees hier het eerbetoon aan Ruud Lubbers geschreven door Mirian Vilela, directeur Earth Charter International, op de internationale website.

Lees hier een kort overzicht van de ontstaansgeschiedenis van het Earth Charter.

Bekijk hier de speciale pagina op de Earth Charter Vrienden website over Ruud Lubbers, met verwijzingen naar publicaties en artikelen.

Door Alide Roerink

Hoe Ruud Lubbers veranderde na Lowlands

Dinsdag 20 februari nam Rotterdam – met de rest van Nederland – afscheid van Ruud Lubbers

De langstzittende Nederlandse premier werd afgelopen week vooral geëerd als ‘kille saneerder’ en ‘staatsman die Nederland door de recessie heen loodste’. Minder bekend is zijn duurzame kant, die hij vooral na zijn politieke carrière etaleerde. Erik Thijs Wedershoven, strategieconsultant bij EY, en ‘Worldconnector’ Alide Roerink gedenken hem.

Erik Thijs Wedershoven was in 2005 VN-jongerenvertegenwoordiger voor Nederland. De organisatie Coolpolitics had het idee gelanceerd om tijdens het roemruchte Lowlands festival een ‘Lowlands University’ te organiseren met lezingen en presentaties over vrede en duurzaamheid. Wedershoven en Rindert de Groot benaderden samen hiervoor Lubbers. De oud-premier was net terug in Nederland na zijn periode als VN Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, waar hij moest vertrekken na beschuldiging van ongewenste intimiteiten (later zou VN secretaris-generaal Kofi Annan verklaren dat er geen bewijzen voor de aanklacht waren gevonden).

Wedershoven: “Lubbers was uiterst terughoudend. We hebben moeten praten als Brugman om hem zover te krijgen. ‘Die jonge mensen zitten toch niet te wachten op mijn verhaal’, zei hij steeds.” Ongetwijfeld speelde ook mee dat hij benauwd was voor de reactie van het publiek over wat er gebeurd was bij de VN-vluchtelingenorganisatie, beaamt Wedershoven. “Uiteindelijk zegde hij toe.”

Lowlands bleek een life changing event. Wedershoven: “We waren natuurlijk gespannen. Hoe zou dit gaan, hoe zou hij ontvangen worden? De oudere ex-premier tegenover het jonge festivalpubliek. We hadden ons geen zorgen hoeven maken. Toen hij het podium betrad, steeg een gejuich op dat zeker vijf minuten aanhield.” Het Lowlands-publiek hing aan zijn lippen. En na afloop begon opnieuw een minuten durend applaus. Wedershoven: “Het publiek begon zelfs ‘Ruudje, Ruudje, Ruudje’ te scanderen. Na afloop zei Lubbers: ‘Ik ben het omgekeerde gewend’.”

De oud-premier dacht daarbij ongetwijfeld terug aan die andere keer, twintig jaar eerder, dat hij een grote menigte moest toespreken. Op 26 oktober 1985 zou Ruud Lubbers in de Haagse Houtrusthallen 3,7 miljoen handtekeningen ophalen tegen het plaatsen van kruisraketten in Nederland. Premier Lubbers was op dat moment de gebeten hond bij actievoerend Nederland. Ondanks het massale protest weigerde Lubbers het plaatsen van Amerikaanse kruisraketten op Nederlandse bodem tegen te houden. Toen de premier het podium beklom, draaide een deel van het publiek hem demonstratief de rug toe.

De ervaring op Lowlands heeft Lubbers veranderd, meent Wedershoven. “Voorheen was hij erg afhoudend tegenover de pers, maar daarna was hij steeds bereid om zijn verhaal voor de media te vertellen: hij ging interviews geven en trad op in talkshows, zoals De Wereld Draait Door. Gek genoeg veranderde het optreden van Lubbers op Lowlands ook de popfestivals in Nederland: later gingen veel meer festivals een inhoudelijk programma doen: met workshops over duurzaamheid enzo.”

Earth Charter

De boodschap van Lubbers voor de Lowlands-jongeren was sterk geïnspireerd door het zogenaamde Earth Charter, een initiatief van Lubbers samen met voormalig Sovjet-leider Michail Gorbatsjov en de Canadese ondernemer en diplomaat Maurice Strong. Het Earth Charter document was bedoeld als een soort follow-up van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948. Het Charter roept op tot zorg en verantwoordelijkheid voor ‘een duurzame mondiale samenleving gebaseerd op respect voor de natuur, universele mensenrechten, economische rechtvaardigheid en een cultuur van vrede.’

Alide Roerink was in 2000 adviseur bij NCDO (Nationale Commissie Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling) en leerde Lubbers vanuit die hoedanigheid kennen. Zij herinnert zich hoe Lubbers alles op alles zette om het Earth Charter van de grond te krijgen en later om het handvest breed geaccepteerd te krijgen. Vooral dankzij Lubbers’ goede band met koningin Beatrix zou Nederland het gastland worden van het wereldwijde Earth Charter initiatief.

Directe hulp

In 2006 was Lubbers ook initiatiefnemer van de Worldconnectors; een groep van invloedrijke Nederlanders die zich inzetten voor een duurzame en vreedzame wereld. Dankzij het netwerk van Lubbers sloten een aantal prominente mensen zich bij de Worldconnectors aan: Wim Kok, Joris Voorhoeve, Hans Dijkstal en later Herman Wijffels. Roerink: “Lubbers stimuleerde ook dat jongeren erbij kwamen.” Met name de VN-jongerenvertegenwoordigers werden bij het gezelschap betrokken. Lubbers bedacht daarbij een soort buddy-systeem, waarbij ervaren Worldconnectors een jongere zouden bijstaan en adviseren.

Lubbers hielp de jonge Worldconnector Anna Chojnacka bij haar pogingen om de 1%Club op te zetten, een ‘do good crowdfunding platform’. Roerink: “Lubbers wist niets van social media of internet en snapte het idee van de 1%Club aanvankelijk totaal niet. Pas nadat Anna het hem meerdere keren had uitgelegd, begon het hem te dagen en werd hij van de weeromstuit super-enthousiast. Het idee van directe hulp, zonder tussenkomst van een grote organisatie of een overheid, vond hij geweldig.”

In 2003 vloog Roerink met Lubbers naar Genève voor een ontmoeting met Michail Gorbatsjov. “Ik zat bij de vlucht naast een Afghaanse man, een vluchteling die in Kampen woonde. We raakten aan de praat. Bleek dat de man geen verblijfsvergunning voor Nederland had gekregen, terwijl zijn vrouw en kinderen wel waren toegelaten. Geef je gegevens maar door, zei Ruud. En wat hij toen heeft gedaan weet ik niet, maar een paar maanden later kwamen de cadeautjes en dankbetuigingen binnen bij NCDO. Hij had een verblijfsvergunning gekregen!

Ruud had zijn zaak onder de aandacht gebracht van Verdonk, op dat moment minister van Vreemdelingenzaken en Integratie. Ruud wilde niets van dankbaarheid weten. Datzelfde jaar, dook de man ineens op – met zijn hele familie in het kielzog – bij de ‘Nacht van de VN’ – een avond die NCDO organiseerde in de Melkweg in Amsterdam – waar Ruud zou optreden. Ruud heeft toen alsnog de emotionele dankbetuigingen van de Afghaanse man en zijn familie in ontvangst genomen.” Roerink vertelt de anekdote om aan te geven hoe Lubbers in zijn latere jaren begaan was met het lot van individuen die zijn pad kruisten.

Maar de ontmoeting met de Afghaanse man had voor Lubbers een bredere, meer fundamentele uitwerking, meent Roerink. “In gesprek met de man hoorde Ruud over de capaciteiten van deze Afghaanse familie, hoe ze vrijwilligerswerk deden, hoe goed hun opleiding was en hoe enthousiast om hun verblijf in Nederland tot een succes te maken.” Volgens Roerink opende deze ontmoeting voor Lubbers de ogen voor een ruimhartig migratiebeleid, waarvan hij de contouren schetste in een opzienbarend essay (samen met mede-Worldconnectors publiciste Naema Tahir en hoogleraar Halleh Ghorashi) in NRC Handelsblad, in januari 2007 onder de veelzeggende titel: ‘Vier de komst van migranten, haal alles uit hen wat ze in zich hebben – en dat is veel’.

Voor Wedershoven was Lubbers ook een mentor: “Ik heb in mijn leven een aantal mentoren gehad, maar Ruud was de enige die me systematisch om de zoveel tijd belde om te vragen hoe het ging en eventueel advies te delen. De laatste keer was een maand voor zijn dood.”

Roerink herinnert zich Lubbers als een ‘vrije en onbevreesde geest’ die mensen met open vizier tegemoet trad. Roerink: “Op het laatst ging autorijden niet meer. Hij had zich toen al teruggetrokken uit het openbare leven, maar hij probeerde er zo nu en dan toch bij te zijn. Hij ging dan met het openbaar vervoer. Soms wist hij totaal niet hoe hij ergens moest komen. Hij vertrok dan maar op hoop van zegen en ging ervan uit dat er altijd wel iemand zou zijn die hem de weg zou wijzen.

Wedershoven: “De reden waarom we eigenlijk wel wisten dat zijn optreden op Lowlands een succes zou worden, was dat we in de vroege zomer van 2005 met hem iets gingen eten in een Marokkaans restaurantje in Amsterdam-Oost. Zelfs de jongste bedienden wisten wie hij was (of kwamen dat snel te weten) en benaderden hem vol bewondering – zijn charisma reikte van Amsterdam-Oost tot aan de Hofvijver, dat was uniek.”

Door Roeland Muskens, One World

Erevoorzitter Ruud Lubbers overleden

Tot ons grote ontsteltenis bereikte ons zojuist het bericht dat onze oprichter en erevoorzitter Ruud Lubbers op 78 jarige leeftijd is overleden. Het was zijn visie en praktische aanpak die ons in 2006 bij elkaar heeft gebracht en die in de vele jaren daarna een unieke bijdrage aan Worldconnectors heeft geleverd. Zodra wij meer weten over de gelegenheid om afscheid te nemen zullen we jullie daarvan op de hoogte stellen.

Wij wensen familie en vrienden veel sterkte toe bij het verwerken van dit verlies.

Blog Naema Tahir: “In het moderne Pakistan gluren mannen nauwelijks nog naar meisjes”

Ik ben weer terug van mijn familiebezoek in Pakistan. Ik ben terug met een naar hoestje dat is veroorzaakt door de dikke smog, althans dat denk ik. 

De smog, die uit de uitlaten komt van de vele auto’s en brommers, die de paarden en wagens verdreven hebben, die vroeger het straatbeeld domineerden.

Terwijl ik op mijn ouders wachtte op het vliegveld bekeek ik de mensen. Velen lopen met kartonnen bekers thee rond. De vrouwen hebben trendy hoornen brillen op, bij een dame zag ik het logo DKNY. Kinderen hebben spinners. Meisjes dragen dezelfde snel geproduceerde ballerina’s als je hier bij de Primark kunt kopen. Het voelde vertrouwd aan, alsof ik in de Haagse Schilderswijk vertoefde.

Wat me ook opviel in vergelijking tot jaren geleden, was dat de mannen de meisjes en vrouwen nauwelijks nog bekijken. Dat was vroeger heel anders. Toen vrouwen nauwelijks hun huizen uitkwamen, was een vrouw op straat als een magneet voor de blikken van mannen. Nu er vele vrouwen op straat rondlopen, is het normaal geworden. Op de rit van Lahore vliegveld naar ons adres in een voorstad van Lahore, een twee uur durende rit, raakten we vaak de weg kwijt en moesten ernaar vragen. De jongemannen die mijn vader vroeg gluurden nauwelijks de auto in om een blik op te vangen van ons vrouwen daarin.

Werk

Later, toen ik mijn familieleden ernaar vroeg, zeiden ze dat het komt doordat vrouwen meer en meer zijn gaan werken, door de steeds meer gemengde scholen, door de televisie met de entertainmentshows waarin vrouwen de hoofdrol spelen en door het internet.

Meer dan ooit werken de vrouwen en niet eens in de traditionele beroepen zoals lerares, maar ook in de minder traditionele beroepen, zoals bij de commerciële banken. Ik sprak ook een nichtje dat een opleiding volgt tot piloot.

Waar ging het die vrouwen om, vroeg ik. Waarom wilden ze werken? De meesten hadden het over salaris. Wat geeft dat salaris dan? Vrijheid. En ze legden me allemaal uit dat het niet de vrijheid is om uit te gaan, of om de sluier niet te hoeven dragen. Maar om tijd te kunnen besteden bij mensen die niet je ouders zijn, die niet je ooms zijn, die niet je familie en grootfamilie zijn en die controle op je uitoefenen. Ideeën over individuele autonomie lijken te zijn geboren.

Moderne Wereld 

Vrouwen hebben meer opleiding. Mannen ook. Je ziet dan ook dat de middenklasse groter is geworden. Meer mensen hebben meer geld te besteden. Dat is onmiskenbaar. En even onmiskenbaar is het consumptiepatroon dat daarmee gepaard gaat.

Een paar voorbeelden: het huwelijk waarvoor ik naar Pakistan ben gegaan duurde vier dagen en er waren vijfhonderd genodigden. (Dat is nog traditioneel.) Alle vrouwen en alle meisjes gingen iedere dag naar de schoonheidssalon om zich te laten opmaken en hun haar te laten stylen. Dat was vroeger wel anders. Je maakte jezelf op.

Vroeger kookte iedereen zelf. Nu haalt men zijn eten buiten de deur, liefst drie keer per dag. Vroeger at men de heerlijkste vruchten. Nu haalt men zijn neus ervoor op en eet taart en koekjes en kipnuggets. Pakistan is onderweg naar de moderne wereld. Met al het goede ervan en ook het slechte.

De relevantie van duurzame ontwikkeling en de SDG’s voor het bedrijfsleven

Dit artikel werd door Jan-Willem van den Braak geschreven voor de Worldconnectors website naar aanleiding van de VNO-NCW publicatie “Global Challenges, Dutch Solutions” die verscheen in oktober 2017. Een link naar deze publicatie kunt u onderaan dit artikel vinden.

MVO en duurzame ontwikkeling

In de jaren zeventig was er politiek het streven naar een centraal gestuurde  ‘vermaatschappelijking van de onderneming’. De christelijke werkgevers (NCW) zetten daar toen het concept van ‘de verantwoordelijke onderneming’ tegenover, gebaseerd op christelijk-sociale waarden: met ruimte dus voor alle betrokkenen bij de onderneming en met oog voor de maatschappelijk de dimensie van het ondernemen.

Toen het planmatige denken definitief passé was,  ontstond het concept van ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ (MVO), zoals uitgewerkt in het SER-advies De winst van waarden (2000). In de nieuwe eeuw werd daaraan ook expliciet de internationale dimensie (IMVO) toegevoegd, zowel ten aanzien van het milieu als van mensenrechten en decent work in de productieketens. De SER startte in 2008 het IMVO-project, dat tot op de dag van vandaag doorloopt. Noties in dit verband werden ook toenemend vastgelegd in internationale documenten, waaraan ook het Nederlandse bedrijfsleven zich gecommitteerd heeft, zoals de betreffende OESO-richtlijnen en de VN-richtlijnen voor multinationale ondernemingen uit 2012.

En de jaarlijkse VNO-NCW-Bilderbergconferenties van 2008-2011 waren expliciet gewijd aan facetten van globalisering en duurzaamheid: eerst over ‘Duurzame globalisering’, het jaar daarna over ‘Duurzaam herstel’, dan  over ‘Duurzaam succes’ en tenslotte over ‘Nieuwe verantwoordelijkheden’. Uit het (I) MVO-concept ontstond rond die jaren als vanzelf het concept van duurzaam ondernemen. VNO-NCW gaf in 2012 zijn integrale visie in een uitgebreide nota Onze gemeenschappelijke toekomst; integrale visie op duurzame ontwikkeling en maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarvan de slotzin[1] luidde:

De duurzaamheidstrein maakt steeds meer snelheid. Hij wordt ook langer, voor steeds meer wereldburgers is er plaats. (…) Het gemeenschappelijke doel is het bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van de samenleving met als uitgangspunt de menselijke waardigheid. Dat is onze gemeenschappelijke toekomst

VNO-NCW/MKB-NL 2012

VNO-NCW/EUR 2016

Bedrijfsethiek

Al eind jaren tachtig was bedrijfsethiek opgekomen als nieuwe wetenschap met Henk van Luik als eerste bekleder van een leerstoel aan nota bene de businessschool Nyenrode. Daarover werd in eerste instantie in VNO-kring nogal eens wat lacherig  gedaan maar Van Luik wist het vak door een stroom aan publicaties, lezingen en conferenties steeds meer aanzien te geven. De SER schreef ook al in zijn oeradvies over MVO (pagina 30-31): ‘De persoonlijke ethiek van een ondernemer … kan ook een diepere behoefte aan zingeving, aan spiritualiteit weerspiegelen’.

De bedrijfsethiek leek in de nieuwe eeuw steeds meer op te gaan in of althans overschaduwd te worden door het concept MVO/duurzaamheid. Maar het lijkt weer terug te komen als zelfstandige invalshoek in het MVO-debat, met name als de vraag naar de persoonlijke ethische verantwoordelijkheid van de leider.

VNO-NCW is sinds 2011 mede-organisator en –financier van de jaarlijkse Henk van Luiklezing en in oktober 2016  werd samen met de EUR de nota Leiderschapin ethiek gepubliceerd. En begin 2017 startte het Platform Integriteit & Bedrijfsethiek, gevestigd op het SBI-Landgoed Zonheuvel in Doorn.

Next level

De doelstellingen van de VN-Klimaatconferentie van Parijs van eind 2015 zijn leidinggevend geworden voor zowel de Nederlandse overheid  als voor het bedrijfsleven, in het besef dat een duurzame en uiteindelijk dus circulaire economie slechts gerealiseerd kan worden door intensieve verbinding tussen de innovatieve kracht van bedrijven en de faciliërende mogelijkheden, financieel en regeltechnisch, van de overheid. En gepaard daaraan is er het besef dat duurzaamheid ook een sociale dimensie heeft: arbeid moet niet alleen voor het milieu maar ook voor de degene die de arbeid verricht versterkend zijn: het is in feite het concept van employability dat al in de jaren negentig opkwam.

In juni 2016 lanceerde VNO-NCW zijn meerjarig programma NL Next Level: een nieuw perspectief voor Nederland. Een analytisch en kwantitatief uitvoerig onderbouwd pleidooi voor een meerjarig en consistent investeringsprogramma van bedrijven én overheid, gericht op welvaart, duurzaamheid en welzijn voor iedereen, waarbij groei en geld geen doel maar middel zijn:

Ons Next Level programma heeft een hogere ambitie dan het realiseren van louter meer economische groei. Groei is ook geen doel op zich, maar een middel om de samenleving te verbeteren. (…) Een welvarender samenleving neemt ook gemakkelijker afscheid van ziekmakende intolerantie en xenofobie. Welvaart kan heel goed breed gedeeld worden met kansen voor een ieder, zoals bij uitstek Nederland heeft laten zien. Welvaart kan ook alleen maar duurzaam zijn. Wij zijn van mening dat Nederland een leidende positie moet ambiëren in de combinatie van welvaart, duurzaamheid en inclusiviteit (kansen voor iedereen).

De SDGs

Eind 2015 stelden de Verenigde Naties zeventien Sustainable Development Goals (SDG’s) vast, een unieke wereldagenda voor het beleid op alle niveaus, ook nationaal.

In oktober 2017 publiceerden VNO-NCW en  Global Compact Nederland een uitgebreide nota onder de titel Agenda 2030 over de betekenis van de voor het bedrijfsleven relevante SDG-doelstellingen.

De inherent maatschappelijke functie c.q. doelstelling van het ondernemen leidt ook tot de noodzaak om met meer stakeholders in de maatschappij dan ooit samen te werken. De polder met zijn tripartite samenspel van overheid en sociale partners was overzichtelijk in vergelijking met het complexe multipartite overleg van de postpolder anno 2018, waarbij er dus vele spelers zijn en de opstellingen telkens wisselen.Partnerschappen vormen niet toevallig ook de laatste SDG-doelstelling. En ook de VNO-NCW-Bilderbergconferentie 2012 was niet toevallig gewijd aan het thema ‘Vitale Verbinding’ en die van 2013 aan ‘Vernieuwende partnerschappen’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Overzicht netwerken VNO-NCW op het terrein van MVO/duurzaamheid (niet-limitatief)

  • samenwerking met MVO Nederland/De Groene Zaak
  • secretariaat Nederlands netwerk van Global Compact
  • lidmaatschap SER-Commissie IMVO
  • regelmatig overleg met MVO Platform (koepel van 40 ngo’s)
  • regelmatig overleg met Raad van Kerken
  • op verduurzamingsterrein in brede zin: Stichting Natuur&Milieu en Initiatief Duurzame Handel; lidmaatschap Dutch Sustainable Growth Initiative (2012); Platform Biodiversiteit & Bedrijfsleven met IUCN-NL, Springtijforum op Terschelling (de ‘groene Bilderberg’), Earth Charter Nederland
  • op OS-terrein overleg met PARTOS (koepel van 100 ngo’s)
  • op juridisch terrein met World Legal Forum (WLF)
  • migratie: The Hague Process for refugees and migration (THP)
  • corruptiebestrijding: Transparency International
  • zingeving/bezinning/ethiek: Bureau InnerSense, expertisecentrum SOCIRES, conferentie- en bezinningsoord SBI, managementcentrum De Baak, mede-organisator jaarlijkse Henk van Luik-lezing
  • Curatorium en een Klankbordgroep levensbeschouwing & ondernemen met ook externe relaties; jaarlijkse VNO-NCW-Bilderbergconferentie; publicaties, symposia en kwartaalbijeenkomsten (‘Broodje B’) met externe relaties
  • bestuurslidmaatschap Stichting Christelijk-sociaal Congres

Dit alles maakt helder dat noties als gespreide verantwoordelijkheid, inclusiviteit en rentmeesterschap in de vorm van  MVO c.q.  duurzaam ondernemen ook de kern van het vrije ondernemerschap bereiken.

[1]Onze gemeenschappelijke toekomst; integrale visie op duurzame ontwikkeling en maatschappelijk verantwoord ondernemen (2012) (met Engelse samenvatting). Op eigen titel schreef ik over het gedachtegoed van die nota Op onze gemeenschappelijke toekomst; dansend op weg naar Rio (in: Hardjono & Markus (red.), ‘Perspectieven op MVO.NL; MVO in turbulente tijden’; 2012.


Lees hier de volledige publicatie van VNO-NCW