Tag Archief van: Blog

Blog Naema Tahir: “In het moderne Pakistan gluren mannen nauwelijks nog naar meisjes”

Ik ben weer terug van mijn familiebezoek in Pakistan. Ik ben terug met een naar hoestje dat is veroorzaakt door de dikke smog, althans dat denk ik. 

De smog, die uit de uitlaten komt van de vele auto’s en brommers, die de paarden en wagens verdreven hebben, die vroeger het straatbeeld domineerden.

Terwijl ik op mijn ouders wachtte op het vliegveld bekeek ik de mensen. Velen lopen met kartonnen bekers thee rond. De vrouwen hebben trendy hoornen brillen op, bij een dame zag ik het logo DKNY. Kinderen hebben spinners. Meisjes dragen dezelfde snel geproduceerde ballerina’s als je hier bij de Primark kunt kopen. Het voelde vertrouwd aan, alsof ik in de Haagse Schilderswijk vertoefde.

Wat me ook opviel in vergelijking tot jaren geleden, was dat de mannen de meisjes en vrouwen nauwelijks nog bekijken. Dat was vroeger heel anders. Toen vrouwen nauwelijks hun huizen uitkwamen, was een vrouw op straat als een magneet voor de blikken van mannen. Nu er vele vrouwen op straat rondlopen, is het normaal geworden. Op de rit van Lahore vliegveld naar ons adres in een voorstad van Lahore, een twee uur durende rit, raakten we vaak de weg kwijt en moesten ernaar vragen. De jongemannen die mijn vader vroeg gluurden nauwelijks de auto in om een blik op te vangen van ons vrouwen daarin.

Werk

Later, toen ik mijn familieleden ernaar vroeg, zeiden ze dat het komt doordat vrouwen meer en meer zijn gaan werken, door de steeds meer gemengde scholen, door de televisie met de entertainmentshows waarin vrouwen de hoofdrol spelen en door het internet.

Meer dan ooit werken de vrouwen en niet eens in de traditionele beroepen zoals lerares, maar ook in de minder traditionele beroepen, zoals bij de commerciële banken. Ik sprak ook een nichtje dat een opleiding volgt tot piloot.

Waar ging het die vrouwen om, vroeg ik. Waarom wilden ze werken? De meesten hadden het over salaris. Wat geeft dat salaris dan? Vrijheid. En ze legden me allemaal uit dat het niet de vrijheid is om uit te gaan, of om de sluier niet te hoeven dragen. Maar om tijd te kunnen besteden bij mensen die niet je ouders zijn, die niet je ooms zijn, die niet je familie en grootfamilie zijn en die controle op je uitoefenen. Ideeën over individuele autonomie lijken te zijn geboren.

Moderne Wereld 

Vrouwen hebben meer opleiding. Mannen ook. Je ziet dan ook dat de middenklasse groter is geworden. Meer mensen hebben meer geld te besteden. Dat is onmiskenbaar. En even onmiskenbaar is het consumptiepatroon dat daarmee gepaard gaat.

Een paar voorbeelden: het huwelijk waarvoor ik naar Pakistan ben gegaan duurde vier dagen en er waren vijfhonderd genodigden. (Dat is nog traditioneel.) Alle vrouwen en alle meisjes gingen iedere dag naar de schoonheidssalon om zich te laten opmaken en hun haar te laten stylen. Dat was vroeger wel anders. Je maakte jezelf op.

Vroeger kookte iedereen zelf. Nu haalt men zijn eten buiten de deur, liefst drie keer per dag. Vroeger at men de heerlijkste vruchten. Nu haalt men zijn neus ervoor op en eet taart en koekjes en kipnuggets. Pakistan is onderweg naar de moderne wereld. Met al het goede ervan en ook het slechte.

Naema Tahir: “In Nederland überintegreerde ik. Toch heb ik in Pakistan een brok in de keel”

Als u deze column leest, ben ik net aangeland in mijn oude vaderland, Pakistan. Ik ben er op bezoek. Het is niet zomaar een bezoek. Het is een emotioneel weerzien met mijn familie die ik erg lang niet heb gezien, zo lang dat ik het simpelweg niet aan het papier durf toe te vertrouwen. Ik was voor het laatst in Pakistan, ook best lang geleden, in 2006, voor een zakelijke reis. Enkele jaren ervoor was ik in India, om dezelfde redenen. Ik deed research voor een boek dat ik op dat moment aan het schrijven was.

Verder bezocht ik Pakistan niet. Ja, ik heb er familie wonen, een grootfamilie van honderden leden. Maar langzaam raak je vervreemd van die grootfamilie. Bovendien, mijn directe familie, die is hier, in Nederland. Mijn ouders, mijn broers en zussen, hun echtgenoten, hun kinderen, dat is mijn familie en aan die familie ben ik zeer gehecht.

Met de familie in Pakistan kreeg ik steeds minder. Ik had mijn leven in Nederland en ik geloofde lang dat het beter was om je te richten op het land waar je woonde. Om hier wortel te schieten. Ooit zei de Britse acteur met Zuid-Aziatische achtergrond Art Malik, dat het geen zin heeft om je wortels te gaan zoeken. Ze zijn waar je woont. Dat is bij mij op de een of andere manier stevig blijven hangen.

Antoine de Saint-Exupéry spreekt in ‘De Kleine Prins’ ook over wortels. ‘De mensen hebben geen wortels, en daar hebben ze veel last van.’ Die woorden haal ik, meer dan wat ook, aan in mijn boeken. Ik wilde die last niet. Dus schoot ik zo diep mogelijk wortels in Nederland. Ik integreerde niet alleen, ik überintegreerde.

Dat had een reden. Voor mijn zestiende jaar was ik namelijk vijf keer heen en weer gemigreerd tussen drie verschillende landen. Na mijn geboorte in Engeland migreerde ik net twee maanden oud met mijn moeder naar Pakistan, om op tweejarige leeftijd weer terug te keren naar Engeland. Op tienjarige leeftijd migreerde ons gezin naar Nederland, op veertienjarige leeftijd remigreerden we naar Pakistan en op mijn vijftiende remigreerden we weer naar Nederland. Niet als diplomatenkind dat, waar het ook naartoe verhuist, steeds in min of meer dezelfde expatsetting terechtkomt, maar als gewoon kind uit een gewoon gezin, dat steeds opnieuw een volledige cultuurshock meemaakt.

Ik heb me als gevolg van dit nomadenleven heel lang nergens thuisgevoeld, op het droevige af. En op een goeie dag besloot ik dat ik dat niet wilde. Dat ik moest kiezen voor Nederland. Dat betekende ook gevoelsmatig afstand nemen van Pakistan en mijn grootfamilie daar. “Ik heb daar toch geen wortels meer?”, zei ik tegen mezelf. “Ik ben een westerling die er niet meer hoort.”

Toch heb ik in de aanloop naar mijn reis naar Pakistan al dagenlang, nee wekenlang een brok in de keel. Ik verheug me er enorm op mijn familie eindelijk weer te zien.

Ik heb 30 kilo aan cadeautjes voor ze gekocht. Ik heb streng gelijnd zodat ik er blakend gezond zal uitzien voor ze. Kennelijk heb ik veel minder afstand genomen van mijn oosterse wortels dan ik me lang verbeeld heb.

Deze column is op 21 december 2017 verschenen op de website van Trouw.

Blog Naema Tahir: Rekening houden met migranten in de kleedruimte is verstandig

Deze blog is op 12 oktober 2017 geplaatst op Trouw.

Tijdens mijn basisschooltijd had je in het zwembad, behalve de individuele hokjes die we als kinderen niet mochten gebruiken, twee soorten collectieve kleedhokken. Een voor de meisjes en een voor de jongens.

Op dit moment, drie decennia later, kom ik weer veel in het zwembad, omdat mijn dochter zwemles heeft. Tot mijn verbazing blijken er nu meer collectieve kleedhokken te zijn. In het zwembad van mijn dochter telde ik er maar liefst vier: een kleedhok voor meisjes met moeders, een voor meisjes met moeders of vaders, een voor jongens met moeders en ten slotte een voor jongens met moeders of vaders.

In deze indeling zie ik een constante: de traditionele scheiding tussen meisjes en jongens, die vroeger bestond en nu dus nog steeds in ere wordt gehouden.

Er is echter ook iets toegevoegd aan wat ik vroeger kende, namelijk separate kleedhokken voor begeleidende moeders. Waarom is dat het geval? De reden is helder: er zijn veel moeders, doorgaans gelovige immigrantenvrouwen, die geen kleedhok willen of mogen delen met vaders. Zelfs al gaan niet zij, maar hun kinderen uit de kleren.

Ik kan me best voorstellen waarom het zwembad dit systeem heeft ingevoerd. Voor mensen die uit een cultuur komen die veel meer dan in Nederland een scheiding kent tussen mannen en vrouwen en reserve en afstand tussen de geslachten, zijn zulke gescheiden ruimtes prettig, en meer fundamenteel goede, zuivere ruimtes. Waarschijnlijk is het bestaan van zulke gescheiden kleedhokken de voorwaarde waaronder het voor hen mogelijk is om hun dochters of zonen te laten deelnemen aan de zwemlessen. Zouden ze niet bestaan, dan zouden ze hun kinderen thuis houden en dan zouden die hun zwemdiploma niet halen.

Deze ‘redelijke accommodatie’ wordt gedaan om het makkelijker te maken voor immigranten om ‘mee te doen’ en te integreren in de maatschappij. Dat is wel paradoxaal: je integreert uiteindelijk beter als je je niet volledig hoeft aan te passen!

En dat is ook zo: ik weet zeker dat als deze gescheiden ruimtes hadden bestaan toen ik op de basisschool zat, mijn ouders mij hadden laten doorzwemmen totdat ik een zwemdiploma had behaald en me niet hadden gedwongen om met zwemles te stoppen. Als gevolg waarvan ik nu nog steeds niet kan zwemmen.

De vraag die rijst is: hoe ver ga je met redelijke accommodatie? In de nieuwe VPRO/Canvas documentairereeks ‘Allah in Europa’, waarin Jan Leyers op zoek gaat naar moslims in Europa, zie je dat Frankrijk en Groot-Brittannië een verschillend antwoord op die vraag geven.

Frankrijk moet niets hebben van redelijke accommodatie. Het land wil dat mensen één worden, allemaal Frans citoyen, die de liberté en egalité omarmen. Daarom wordt in Frankrijk een vrouw die met legging, shirt en hoofddoek op het strand ligt te zonnen door de politie gesommeerd een bikini aan te doen. Groot-Brittannië daarentegen gaat, van alle Europese landen, het verst met redelijke accommodatie. Je mag je kleden zoals je wilt en vrouwen wordt toegestaan gezichtssluiers te dragen.

Wat is de beste koers? Het voorbeeld van de kleedhokken maakt duidelijk dat redelijke accommodatie veel verstandiger is. Je krijgt de meeste mensen die meedoen.

Blog Hugo von Meijenfeldt: Cruijffiaanse wijsheid over de belangrijkste SDG

BLOG 40 – Een terugkerende vraag in debatten en op congressen is vaak welk Werelddoel als het er op aankomt de allerbelangrijkste is. Het doel dat boven de andere zestien uitstijgt. Mijn antwoord is een Cruijffiaanse variant: ‘Je wint alleen met een goed 17-tal, niet met 17 goede 1-tallen.’ Laat ik deze wijsheid eens ontraadselen.

Doel één is een einde maken aan armoede. Voor veel mensen in de hoek van de ontwikkelingssamenwerking is dit doel alles overstijgend. Het is niet voor niets doel 1, net als eerder millenniumdoel 1. Bovendien staat in de VN-resolutie van 25 september 2015 dat extreme armoede de grootste uitdaging is en de uitroeiing daarvan een absolute voorwaarde voor duurzame ontwikkeling. Bovendien mag niemand worden achtergelaten in het realiseren van de doelen. Deze keuze klopt. Tegelijkertijd is in de subdoelen te lezen dat het hierbij onder andere gaat om toegang tot economische middelen, basisdiensten, landrechten, natuurlijke hulpbronnen en financiële diensten. Ook het opbouwen van de weerbaarheid tegen (klimaat gerelateerde) rampen en het voeren van beleid gericht op gelijkheid tussen mannen en vrouwen worden genoemd. In andere doelen komt extra aandacht voor armoede vaak terug. Kortom, armoedebestrijding zonder de overige (sub)doelen na te streven zal geen succes worden.

Het tweede doel is een einde maken aan honger. Internationale voedselbedrijven kiezen dit als overstijgend doel. Als we het samen willen is dit doel eenvoudig te halen, al was het maar door de voedselverspilling op te lossen. Een hele reeks doelen wordt hierdoor dichterbij gebracht, zoals armoede, gezondheid en duurzame consumptie en productie. Maar omgekeerd zijn water, energie, infrastructuur en beleid ten aanzien van klimaat, oceanen, biodiversiteit en corruptie onontbeerlijk om van doel 2 een succes te maken.

Ten gevolge van de recente grote droogte en overstromingen wordt bepleit dat de duurzame ontwikkeling om water draait. Nederland heeft een Watergezant en hiermee hebben we inderdaad een slimme en unieke keuze gedaan. Zijn eerste uitleg is dat voedsel en gezondheid zonder water ondenkbaar zijn en energie, infrastructuur en veiligheid worden verstoord door wateroverlast. Het vergroten van de weerbaarheid van mensen zit in de andere doelen, waardoor ook hier de onderlinge verwevenheid blijkt om het doel te halen.

Net als bij een voetbalwedstrijd is er niet één stalen format om het 17-tal altijd en overal succesvol te maken. Elk land moet het zelf opbouwen en voortdurend aan de omstandigheden aanpassen. Vandaar dat er ná het woord ‘duurzame’ niet voor niets het woord ‘ontwikkeling’ staat.

Blog Hugo von Meijenfeldt: Ons lichaam vertelt het hele verhaal

Worldconnector Hugo von Meijenfeldt schrijft in zijn nieuwste blog over de samenhang tussen de SDGs.

Deze blog is op 23 augustus geplaatst op SDG-Nederland.


Blog 39 – De eigenschappen van ons lichaam zijn sterk vervlochten. Als we een algehele verbetering van onze gezondheid nastreven, werkt een integraal plan het best. Dit beeld is goed bruikbaar om iets meer van de SDG-aanpak te snappen.

De regeringsleiders hebben op 25 september 2015 niet alleen de 17 doelen en 169 subdoelen vastgesteld. De Agenda 2030 bevat veel relevante teksten, die nu eenmaal minder de aandacht trekken dan de SDGs zelf. Bij het implementeren van de SDGs moeten die teksten wel worden meegenomen. Een van de bekendste teksten is dat de 17 doelen weliswaar op zichzelf staan, maar dat de realisatie daarvan niet in 17 silo’s maar juist integraal, ondeelbaar en onderling coherent succesvol wordt.

Ik heb veel indrukwekkende plaatjes gezien van 256 mogelijke lijntjes tussen de 17 doelen (bij de 169 subdoelen wordt het een te vol bord spaghetti). Die verbanden kunnen in mondiaal, continentaal en/of nationaal verband positief, neutraal en negatief uitpakken. De internationale wetenschap en onze eigen kennisinstellingen zijn hiermee bezig. Omdat het de uiteindelijke coherentie van de besluitvorming zal verbeteren steun ik dit van harte.

De samenhang tussen de SDGs

Naast de grote verbanden is het ook wel eens verstandig de uitleg wat dichter bij huis te halen, bijvoorbeeld bij ons eigen lichaam. Stel er komt een persoon met allerlei pijnklachten bij de Eerste Hulp. Zo op het eerste gezicht is er ook wel wat aan de hand: de patiënt zakt door de knieën van het overgewicht, is steeds buiten adem tussen het roken door, heeft een paar lelijke huidwonden en ruikt sterk naar de alcohol. De eerste gedachte van de dienstdoende arts kan zijn om de patiënt naar huis te sturen met het advies minder te eten, roken , vechten en drinken. Dat dit advies op weg naar huis al vergeten zal zijn, staat als een paal boven water.

Wat nu als de dienstdoende arts besluit de patiënt eens van alle kanten te laten onderzoeken in een team? Dan kan er zomaar uitkomen dat er op het tweede gezicht veel meer aan de hand is: lekkage van een hartklep, aangetaste longen door slechte luchtkwaliteit in de directe woonomgeving, achterstallig gebitsonderhoud door onderverzekering, weinig inzicht in goede voedingsgewoonten, langdurige werkloosheid en sociaal isolement.

“Naast de grote verbanden is het ook wel eens verstandig de uitleg wat dichter bij huis te halen, bijvoorbeeld bij ons eigen lichaam”

Op basis hiervan kan een breed behandelplan worden opgesteld om van de patiënt binnen anderhalf jaar een gezond, goed functionerend persoon te maken. Daarvoor is van belang dat alle disciplines meewerken en dat naast het ziekenhuis de zorginstanties en de gemeente aan boord komen. Met die laatste zin hebben we ook de 17e SDG de revue zien passeren.

Hiermee is niet alleen op kleine schaal de samenhang der dingen aangetoond, maar kan ook de grootschalige samenhang tussen SDGs van dit voorbeeld profiteren. De hoeveelheid en kwaliteit van zuurstof, water, brandstoffen en voedingsstoffen moeten niet groter of geringer zijn dan wat er voor de omlopen in het lichaam nodig is. Het is hier meesterlijk op gebouwd, maar toch is er veel zorg nodig. In het macro plaatje komt het marktmechanisme meestal als beste systeem naar voren drijven, zij het dat daar niets goed verloopt zonder continue correcties van marktregelaars en -meesters. Sinds twee jaar hebben zij het prachtige SDG-besluit onder hun hoofdkussen liggen.

 

 

 

 

 

Blog Hugo von Meijenfeldt: Minder globalisering en bedrijfsovernames dankzij circulariteit

Worldconnector Hugo von Meijenfeldt laat in zijn nieuwste blog het gevolg van circulariteit voor globalisering zien.

Deze blog is op 26 mei verschenen op SDG-Nederland.


 

BLOG 36 – Geleidelijk wint de weerstand tegen doorgeslagen globalisering en vijandige bedrijfsovernames aan kracht. Bekende antwoorden als tariefmuren en bedenktijden passeren de revue. Een vernieuwende wind komt uit een verrassende andere hoek: de circulaire economie.

Dit wordt er bedoeld

Met doorgeslagen globalisering wordt gedoeld op de uitwassen die de internationale handel  veroorzaakt. De productie wordt gelegd waar het comparatieve voordeel het grootst is, maar ‘vergeten’ wordt de zogenaamde externalities (sociale en ecologische kosten) in de prijs mee te nemen. Het weglekken van banen in ontwikkelde landen en kinderarbeid en milieurampen in ontwikkelingslanden zijn het gevolg.

Met vijandige bedrijfsovernames wordt bedoeld het opkopen van aandelenpakketten, net meteen daarna afstoten van hele bedrijfsonderdelen, waarbij het voordeel van de gestegen koersen wordt gecasht. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de langere termijn belangen van de overige stakeholders (pensioenfondsen, werknemers, cliënten, etc.).

Tariefmuren en bedenktermijnen

Het is goed bekend wat een eerlijke prijs van producten en wat de brede maatschappelijke waarde van een bedrijf behoren te zijn. Tal van indrukwekkende studies zijn uitgebracht. Het boek Doughnut Economics van Kate Raworth zet het op een originele en toegankelijke manier op een rij voor degenen die hier meer van willen weten. Eén of meer van de betrokken partijen (consumenten, producenten, overheden) moeten zich gaan roeren. Vooralsnog wordt gezocht in klassieke recepten: tariefmuren en bedenktermijnen.

Circulaire economie

De verbetering is uit een heel onverwachte hoek te verwachten, namelijk de implementatie van de SDGs. In het kader van duurzaam consumeren en produceren wordt ingezet op een circulaire economie. Afvalstoffen moeten de plaats innemen van natuurlijke grondstoffen, zodat er een einde komt aan verspilling en uitputting. Daardoor zal er een afname zijn van de export en het verbranden van afval, van het winnen van natuurlijke grondstoffen en van het transporteren van dit alles over de wereld. Bij voedsel geldt een soortgelijk verhaal. Hierdoor zullen de hierboven genoemde scherpe kanten van globalisering afnemen.

Een minder aantrekkelijke prooi

Bedrijven incorporeren steeds meer de SDGs in hun missie, in hun middellange termijn en in hun jaarcijfers, deels verplicht, deels vrijwillig. Hierdoor zijn bedrijven niet zo gemakkelijk meer op te splitsen en tegelde te maken, waardoor ze een minder aantrekkelijke prooi zijn voor korte termijn geldmakers. Dit is al enigszins te merken bij de overnamepogingen van Unilever en AkzoNobel.

Eén van de vele sterke punten van de SDGs is dat zij een complete set bieden om niet alleen de ongunstige (do no harm) als de gunstige neveneffecten (do better) af te wegen. Hoe verhouden in ontwikkelingslanden de verminderde inkomsten uit de verkoop aan de rijke landen zich tot stijgende beschikbaarheid van eigen voedsel, grondstoffen en energie dankzij circulaire economie? Hoe verhouden het banenverlies in de afvalbranche en de grondstofwinning zich tot de banengroei in de innovatie en reparatiebranche?

Dergelijke evenwichtige vragen zullen de overhand gaan krijgen bij nieuwe handelsakkoorden tussen landen, investeringen in en overnames van bedrijven.

 

Zie ook opinieartikel “Toets overnames op maatschappelijke effecten” van Adrian de Groot Ruiz en Dirk Schoenmaker in Volkskrant 24 mei 2017, pag. 25.

Blog Naema Tahir: Een nieuw jaar, een nieuw voornemen

Worldconnector Naema Tahir is auteur van vele boeken en artikelen over de multiculturele samenleving, met een bijzondere belangstelling voor de mensenrechten van vrouwen in zowel moderne als traditionele gemeenschappen. Haar nieuwste boek Brieven in Urdu verscheen op 17 oktober bij Prometheus en is verkrijgbaar in de grotere boekwinkels of online. Hieronder volgt de meest recente column van Tahir die zij maandelijks schrijft voor het dagblad Trouw.

Deze column verscheen op 22 december in Trouw


Het einde van het jaar nadert. Heb ik me gehouden aan mijn goede voornemen, in deze krant aan het begin van het jaar uitgesproken, om een jaar lang geen kleren te kopen?

Ik ontleende destijds mijn inspiratie aan de actrice Ali MacGraw, ooit bekend van de film ‘Love Story’. MacGraw werd rap beroemd, maar werd evenzo snel weer vergeten, verliet Hollywood en leefde in afzondering. Enkele jaren geleden vertelde ze Oprah Winfrey dat ze dertig jaar lang geen kleren had gekocht.

Dat sprak me aan en ik besloot het een jaar uit te proberen. Een heel jaar geen kleren kopen.

Diezelfde week echter, kocht ik iets. Iets kleins. Een legging in een kleur die ik niet had. En jurist die ik ben, interpreteerde ik mijn overtreding weg, door de regel uit te leggen als: een jaar lang geen kleren kopen, tenzij noodzakelijk. Want er zijn altijd uitzonderingen. Nood breekt wet. Toch?

Meteen daarna testte het lot me. Een zwarte spijkerbroek scheurde bij het been. Zoiets gebeurt nooit. Maar het geschiedde nu wel. ‘Jippie’, dacht ik, ‘force majeur, ik mag weer een nieuwe zwarte spijkerbroek kopen. Want het is noodzakelijk.’

Toen ging ik nadenken. ‘Ik zou een jaar lang niets kopen, niet waar? Nu moet ik mijn woord gestand doen.’ Zo kwam het dat ik mijn spijkerbroek niet verving. Die gedachte en dat niet-doen waren bevrijdend. Dat was echt het eerste moment dat ik begon te consuminderen.

Consuminderen, consumatorium, consu-no-go. Er is eigenlijk geen goed woord voor niet-consumeren. Zo’n woord hebben we wel hard nodig.

Ik geef het toe, af en toe ben ik toch bezweken. Waaraan? Aan koopjes. Een rok, een trui, allemaal zo sterk afgeprijsd, je bent gek als je het laat liggen. Het voelde alsof ik mijn voornemen niet echt overtrad door die enkele euro’s uit te geven. Een stiekem, klein vergrijp.

En weet je wat? Die nieuwe rok heb ik niet eens aangetrokken het afgelopen jaar!

Het is omdat ik genoeg heb. Echt. Genoeg. Enoughness, noemt Jill Chivers het, een Australische minimalisme-coach die, op haar website shopyourwardrobe.com, mensen aanzet om in hun eigen kledingkast te winkelen en niet steeds te bezwijken voor de drang om te kopen, kopen, kopen. Enoughness. De klassieken noemden het matigheid. Maar dat klinkt ons te ouderwets. Zo is er ook Project 333, dat mensen adviseert met een kleine selectie kleren, een capsule genaamd, het jaar door te komen.

Ik ben er weg van. Zo erg dat ik nu echt minder kleren ben gaan kopen. Ik heb me afgemeld voor allerlei nieuwsbrieven die hun koopwaar aanbieden, de uitverkoop in de stad brengt me niet meer in verleiding. En ook ben ik minder gaan snoepen.

Kopen is een verslaving, met zijn eigen rush, schuldgevoel en verlangen naar een volgende high. Onze voornaamste identiteit is die van consument geworden, schreef Noam Chomsky al.

Mijn nieuwe voornemen is om nu twee jaar lang geen kleren te kopen. Maar terwijl ik dit schrijf weet ik dat ik stiekem toch dat ene buitenkansje zal aangrijpen, als het zich voordoet. En ik weet ook waarom: omdat ook ik een zwak mens ben.

Dat niet-doen, dat niet-consumeren werkte bevrijdend.